woensdag 4 november 1998

ÉÉN SYNAGOGE BRANDDE NIET

Vor sechzig Jahre. Die Synagoge die nicht brannte

n.a.v. Rückblende, West 3, 23.15 -23.30 uur.

in: VPRO gids, 4 november 1998.

Otto van de Haar

'Als ik terug wil naar het hotel, zie ik een bloedrode gloed aan de hemel...We blussen alleen voor zover noodzakelijk voor de belendende percelen. Voor de rest moet alles platgebrand worden...Uit het hele Reich komen nu berichten binnen: vijftig synagogen staan in brand, dan zeventig. De Führer heeft bevolen 20 à 30.000 joden onmiddellijk in hechtenis te nemen...In Berlijn zijn vijf, dan vijftien synagogen platgebrand. Thans raast de volkswoede...zij moet de vrije teugel gelaten worden'.

Deze energieke passage, gedateerd 10 november 1938, is terug te vinden in de duizenden pagina's beslaande dagboeken van de geslepen propagandaminister dr Joseph Goebbels. Op die beruchte datum vond in hele Groot-Duitse Rijk de Kristallnacht plaats. Goebbels wekte graag de indruk als zou het hier gaan om een uitbarsting van 'spontane antijoodse volkswoede'. In werkelijkheid was deze pogrom door hemzelf in het geheim georganiseerd en werd hij uitgevoerd door fanatieke activisten van de nazi-partij, de SA en de Gestapo. De totale balans van een etmaal staatsterreur loog er niet om: 91 joden vermoord, tientallen zelfmoorden, joodse begraafplaatsen vernield, 7.500 bedrijfspanden geplunderd of verwoest, ruiten aan het diggelen gesmeten, archieven van de joodse gemeenten in beslag genomen en ondergebracht in het "Onderzoeksinstituut voor de Joodse Kwestie' te Frankfurt. Ongeveer 30.000 joden werden naar concentratiekampen gezonden. Vrijlating volgde op voorwaarde dat zij zich spoorslag richting grens begaven en nooit meer een voet op 'Duitse bodem' zouden zetten. Dit was één van de doelen van de Rijkspogrom: joden het leven zo zuur maken, dat zij vanzelf tot emigratie zouden besluiten. Ten slotte werden niet minder dan 267 synagogen in de as gelegd. 

Met de 'spontane volkswoede' viel het dus nogal mee. Zo eensgezind was de 'deutsche Volksgemeinschaft' nu ook weer niet. De van oorsprong Tsjechische historicus Saul Friedländer diept in zijn boek Nazi-Duitsland en de Joden; de jaren van vervolging 1933-1939 rapporten van Hitlers Sicherheidsdienst op, waaruit blijkt dat er wel degelijk ook kritische tonen te beluisteren vielen over de gewelddadige S.A.-terreur en de aangerichte schade. Deze bedroeg overigens een miljard goudmark en diende door de joden zelf opgebracht te worden. Volgens Friedländer waren er wrede, sadistische daders, een aantal omstanders dat beschaamd reageerde, anderen die gniffelden en een overgrote meerderheid die zweeg. 

Maar ook al kon de doorsnee Duitser weinig enthousiasme opbrengen voor de geweldsuitbarsting, concreet verzet was er nauwelijks. Daarom is het des te interessanter dat regisseur Armin Steuer met zijn documentaire 'Vor 60 Jahren. Die Synagoge die nicht brannte' laat zien dat enkele leden van de Berlijnse Schutzpolizei van het 16de district in het oostelijk stadsdeel, onder wie Oberleutnant Wilhelm Krützfeld, erin slaagden om de geplande brandstichting van de synagoge in de Oranienburgerstrasse op het nippertje te verhinderen. Volgens Armin Steuer beriep Krützfeld zich hierbij op en oude verordening van de Kaiser die de synagoge onder 'monumentenzorg' had laten vallen. In dit district woonden veel joden en Krützfeld en de zijnen hebben ook na 1938, ondanks uitdrukkelijke dienstverordeningen, joden geholpen. In de laatste oorlogsmaand hebben enkele 'onwillige' politieambtenaren hun verzet met de dood moeten bekopen. In 1943 werd de synagoge, die plaats bood aan 3.200 mensen en één van de grootste van Berlijn was, alsnog verwoest. Door een Engelse bom. Na in de jaren tachtig onder DDR-leider Erich Honecker te zijn gerestaureerd, doet zij tegenwoordig dienst als museum.