zaterdag 15 februari 1992

DE KAISER IN HOLLAND

n.a.v. Willibald Gutsche, Ein Kaiser im Exil. Der letzte deutsche Kaiser Wilhelm II. in Holland (1991).

in: Elsevier, 15 februari 1992.
 

Otto van de Haar

DE  KAISER  IN  HOLLAND


Toen in het najaar van 1918 de militaire nederlaag van het Duitse Rijk een feit was, vluchtte Kaiser Wilhelm II naar het neutraal gebleven Nederland. Eerst verbleef hij korte tijd in Amerongen, daarna tot zijn dood op 4 juni 1941in Slot Doorn.
Het overheersende beeld van de ex-keizer is dat van oude, gefortuneerde rentenier die zijn dagen voornamelijk sleet met het kappen van bomen en andere onschadelijke liefhebberijen; de Nederlandse regering had hem trouwens verzocht zich van politiek te onthouden. De Duitse historicus Gutsche heeft dit beeld in zijn biografie Ein Kaiser im Exil nu grondig bijgesteld. Hij doet dat door te beklemtonen dat de bijlslagen van Wilhelm vooral gericht waren op de Weimarrepubliek, die in 1933 ter ziele ging. In eerdere studies is ook wel vluchtig ingegaan op de revanche-gedachten van Wilhelm en zijn pogingen tot contact met Hitlers NSDAP, maar volgens Gutsche is dat veel te oppervlakkig gebeurd; de ballingschap van de keizer is te zeer als een aanhangsel van zijn regeerperiode (1888-1918) beschreven.
De auteur, die gebruik heeft gemaakt van nooit ten volle benutte archieven, laat duidelijk zien waarop de restauratiestrategie van de ontstuimige ex-keizer en het Huis van Hohenzollern berustte. Allereerst was dat de stelling van Wilhelms onschuld aan de oorlog van 1914-1918: 'Noch ik zelf noch Duitsland dragen enige verantwoording voor het uitbreken van de wereldoorlog', schreef hij. Hieruit vloeide zijn aversie tegen de drukkende vredesvoorwaarden voort. Een ander drijfveer was zijn misplaatste veronderstelling dat het de socialisten en joden aan het thuisfront waren geweest die de catastrofe van 1918 hadden veroorzaakt, en de kwaadheid over zijn onttroning was des te groter aangezien hij monarch was geweest bij de gratie van 'de Allerhoogste'. Ten slotte werd Wilhelms agressieve afkeer van de republiek gevoed door zijn credo dat het Parlementarismus een onduits en ongermaans verschijnsel was. Kortom, met de Weimarrepubliek (de zwijnenrepubliek, aldus Wilhelm) was geen enkel compromis mogelijk.
Uitvoerig beschrijft Gutsche hoe enkele van Wilhelms afgezanten, onder wie Hermine von Reuss, meermaals van Doorn naar Duitsland reisden om door contacten met conservatieve sleutelfiguren de vorming van een rechts-nationaal en antirepublikeins front te stimuleren. De republiek moest op de knieën worden gedwongen opdat, via de weg van een dictatuur, de monarchie kon terugkeren.
Ter begeleiding van die missies voerde de voormalige keizer correspondentie met geestverwanten en stelde hij geld ter beschikking. Toen mede door de economische crisis van 1929 ter rechterzijde van het politieke krachtenveld de nazi's gingen domineren, schrok de fanatieke balling er niet voor terug tijdelijk met hen samen te werken. Andere leden van het Huis van Hohenzollern waren in de Heimat rechtstreeks bij deze politiek betrokken als actieve leden van de NSDAP. Wilhelms project mislukte overigens jammerlijk, omdat Hitler niemand naast zich duldde. Hij liet de monarchisten in de waan van een mogelijk machtsherstel en gebruikte hen totdat hij zijn positie had veilig gesteld.
Gutsche stelt dat zijn hoofdpersoon, die in Duitsland over een niet geringe populariteit beschikte, door zijn handelwijze het nationaal-socialisme bij conservatieve lagen van de bevolking salonfähig heeft gemaakt. Dat ook ter linkerzijde krachten bestonden die de Weimarrepubliek vijandig gezind waren en Hitler onderschat hebben, wordt helaas niet door hem aangestipt.
Meer geslaagd is wat hij over de nuanceverschillen tussen de oude monarch en de nieuwe dictator schrijft. Zo was de eerste, althans in privégesprekken, furieus over de Reichskristallnacht in 1938. De oude officieren en alle fatsoenlijke Duitsers zouden moeten protesteren. opperde hij. Dat de monarchisten moeilijk over één kam geschoren kunnen worden, blijkt ook uit het feit dat in de loop van 1934 de ene monarchistische vereniging na de andere gedwongen werd ontbonden. Verder bleef de ex-keizer hameren op zijn door God gegeven gezag.
Van een werkelijke kniebuiging voor Hitler was dus geen sprake. Maar van een ondubbelzinnig afstand nog minder. Daarvoor waren de overeenkomsten tussen het wereldbeeld van Wilhelm II en dat van Hitler naar het inzicht van Gutsche te structureel van aard: racisme, anti-bosjewisme, haat jegens de democratische Weimarrepubliek en de vrede van Versailles, en een expansief nationalisme. Toen in Hitler in 1940 West-Europa annexeerde - enkele Hohenzollern dienden in het Duitse leger - beschouwde de onttroonde keizer dat als een voortzetting van zijn in 1918 afgebroken beleid.
Terecht noteert Gutsche dat het oordeel over de politieke rol van Wilhelm aan de lezer blijft voorbehouden. Maar dat het simpele beeld van de keizerlijke houthakker niet langer kan standhouden, staat na dit rijk gedocumenteerde boek wel vast. Dat de schrijver tevens gedetailleerde aandacht heeft geschonken aan het dagelijks leven van de balling en zijn hofhouding maakt de biografie tot een afgerond geheel. 

Otto van de Haar

N.a.v. Willibald Gutsche, Ein Kaiser im Exil. Der letzte deutsche Kaiser Wilhelm II. in Holland (1991).

in: Elsevier, 15 februari 1992.