zaterdag 15 april 1995

KRONIEK VAN EEN NIET AANGEKONDIGD LEVEN.

n.a.v. Euphrosinia Kersnovskaja, Coupable de rien. Chronique illustrée de ma vie au Goulag (1994).     

Tekeningen uit de Goelag Archipel

KRONIEK VAN EEN NIET AANGEKONDIGD LEVEN

De verschrikkingen in de Goelag Archipel werden door Alexander Solzjenitsyn beschreven, getekend werden ze door Frosia Kersnovskaja in een boek dat in 1991 in Moskou werd gepubliceerd en vorig jaar in vertaling in Frankrijk uitkwam. Tweehonderdvijftig pagina's fotografische herinneringen.   

in: Vrij Nederland, 15 april 1995.

Otto van de Haar

 

 

 Iedereen dient op appèl te verschijnen...

 

Coupable de rien van Euphrosinia (Frosia) Kersnovskaja is geen doorsnee vertelling over de ontberingen in de kampen, in de mijnen of tijdens de transporten in de Goelag Archipel. Het is een met kleurpotlood en aquarel getekende en geschreven kroniek. Tientallen schoolschriftjes heeft ze ermee gevuld. In kunstzinnig opzicht zijn het geen hoogstandjes, maar de tekeningen zijn wel expressief en geven veel gedetailleerde historische informatie over de kleding, de interieurs, de slachtoffers en de daders.

In ongecompliceerde stijl doet Kersnovskaja verslag van de periode 1940 tot 1958. Het jaar 1940 is geen toeval. geboren in 1907 in Odessa vluchtte Kersnovskaja in 1919 met haar (adellijke) familie uit bolsjewistisch Rusland naar het nabijgelegen Bessarabië, waar een van de grootouders een landgoed had nagelaten. Toen in in 1939 het pact tussen Stalin en Hitler over de wederzijdse invloedssferen in Europa werd gesloten, kwam Bessarabië (evenals de Baltische landen, Noord-Boekovina en Oost-Polen) hierdoor binnen het directe bereik van Moskou te liggen. Wat volgde in 1940 was de bezetting door Sovjettanks van Bessarabië, de communistische collectivisaties en ten slotte het op transport stellen van de koelakken naar onbestemde oorden achter de Oeral. Euphrosinia's moeder - haar vader was al overleden - had tijdig de wijk genomen naar het aangrenzende Roemenië maar haar dochter, 33 jaar oud inmiddels, besloot om ...vrijwillig naar de Sovjet-Unie te gaan.

Eind jaren vijftig kwam ze vrij, vernam tot haar geluk dat aar moeder nog in leven was, arrangeerde een ontmoeting met haar in het hun vertrouwde Odessa, in de Sverdlovstraat om precies te zijn, en beloofde daar haar moeders laatste wens na te komen: het opschrijven van haar trieste 'leerjaren', zoals ze het zelf noemt, in de Goelag. Ze is er korte tijd later aan begonnen. Op de vraag waarom het boek toen niet in druk is verschenen maar pas in 1991 in  Moskou, is het antwoord simpel. De memoires slaan namelijk ook op de Chroesjtsjov-tijd (1954-1964). Over Stalin en zijn metgezellen wilde Chroesjtsjov naar bekend best wel een een en ander kwijt. En dat deed hij ook tijdens opzienbarende partijcongressen in 1956 en opnieuw in 1961. Verschillende schrijvers hebben van deze 'dooi' kunnen profiteren. Maar aan onthullingen over zijn eigen ambtsperiode had Stalins opvolger nu geen behoefte. Kersnovskaja vertelt hoe kort na de dood van Stalin door 200 gedetineerden een petitie werd ondertekend met als voor de hand liggend doel een herziening van hun vonnis. Het werd in bloed gesmoord. Frosia vermeldt dat er in 1954-1955 uit de kolenmijnen van Norilsk in het hoge noorden van Siberië, gevangenen massaal werden vrijgelaten en dat het kampregime ook voor haar minder hard werd. Ze bleef er zelfs nog enkele jaren als 'vrije loonarbeider' werken nadat haar straftijd erop zat. De barakken waren er 'ruimer' op geworden. Aantijgingen van 'anti-sovjetagitatie' bleven evenwel ook onder Chroesjtsjov populair en bedreigend voor iedereen. Ook Kersnovskaja ondervond dit. Het feit dat ze in (de verkeerde) God geloofde - de gedichten van Majakovski omschreef ze als 'anti-religieus', wat haar duur kwam te staan - zal eveneens publicatie in de weg hebben gestaan.

Waarom verkoos Frosia in 1940 niet om te vluchten zoals haar moeder, of onder te duiken? Herhaaldelijk werd ze gewaarschuwd. 'Het zijn de schuldigen die op de vlucht slaan', was haar reactie destijds, 'de lafaards die zich verstoppen'. Ze voegt er terugkijkend aan toe dat dergelijke uitspraken niet vrij waren van 'een zeker pathos'. Hoe dan ook, ze zocht het gevaar op en ze weigerde lijdzaam af te wachtentotdat met haar aks een konijn in haar nekvel greep. Ze stond erop te bewijzen dat ze eenvoudig geen 'parasiet' en 'uitbuiter' was maar zich in tegendeel dienstbaar wilde maken. Het was deze optelsom van durf, daadkracht en donquichotterie die haar curieuze besluit verklaart. Die karaktertrekken zien we terug in deze kroniek. Zo zijn er roerende schetsen rondom een bevalling in een afgeladen wagon richting Novosibirsk, waarbij Frosia ijverig assisteert. Wanneer de trein halt houdt omdat de bewakers wegens de hitte gaan zwemmen in een meer dat aan de spoorbaan ligt, slaagt ze erin zich door een raampjes naar buiten te wringen en zo de aan de buitenkant gesloten wagondeur open te krijgen. Vliegensvlug haalt ze een emmer water om de boreling te wassen. Ze heeft het aan het gioede humeur van de 'als dolfijnen' rondspartelende bewakers te danken dat ze niet word neergeschoten.

Frosia Kersnovskaja haalt een emmer water om een pasgeborene te wassen.

In een van de laatste hoofdstukken zien we enkelerode soldaten zes dode gevangenen het mortuarium binnenslepen en op een hoop gooien. Frosia was daar tijdelijk tewerkgesteld. De lijkschouwer wordt bedreigd en uitgescholden omdat hij absoluut weigert een formulier af te geven waarin staat dat de zes (na waarschuwingen) 'op de vlucht' zijn neergeschoten. De reden voor de weigering was dat iedereen kon zien dat de gedetineerden op korte afstand met geweerkolven en stompe voorwerpen de schedel en de borstkas waren ingeslagen. Het naïeve maar gedurfde optreden van de lijkschouwer is Frosia uit het hart gegrepen. Ook al bezegelde hij hiermee zijn lot. Deze schets uit de 'getekende goelag' heeft grote zeggingskracht.

 Consultatie bij dokter Müller.

 

Dat geldt eveneens voor Frosia's verbeelding van haar vlucht door de taiga, het tegen haar gevoerde proces, de toestanden in het veldhospitaal, de slavenmarkt van Krasnojarsk en de al genoemde mijn van Norilsk. Het boek bevat ruim 250 bladzijden. Maar als al het materiaal van Frosia gepubliceerd was, zou de uitgave minstens vier keer zo dik zijn geworden. Een forse inkorting kon blijkbaar niet uitblijven. Wat overbleef is weliswaar substantieel, maar je blijft nieuwsgierig naar de honderden tekeningen die nog ergens in een a moeten liggen. In de door de uitgever ingevoegde titels van hoofdstukken met dat zitten nogal eens slordigheden, zoals 'April 1944 - augustus 1994. Nieuwe veroordeling. Norilsk'. Dit moet augustus 1944 zijn. Als Frosia in haar chronologisch opgebouwde boek stilstaat bij een belevenis in juni 1941 is het alleen maar verwarrend als het hoofdstuk 'Juli 1941 - februari 1942. De verbanning' heet. Toch staan deze foutjes in de schaduw van wat hier allemaal te zien en te lezen is, te meer omdat het beeldmateriaal over de 'arbeids/vernietigingskampen' in de Goelag Archipel, om een term van Solzjenitsyn te gebruiken, schaars is.