zondag 8 september 1996

HOE FOUT WAS DE DOORSNEE-DUITSER?

n.a.v. de discussie over Goldhagens boek Hitlers willige Vollstrecker. ARD, 23.10 - 23.55 uur.

in: VPRO gids, 8 september 1996.

Otto van de Haar

Het boek van de Amerikaanse politicoloog en wetenschappelijk medewerker aan de Harvard-universiteit Daniel Goldhagen blijft de gemoederen verhitten....

dinsdag 16 juli 1996

HITLER GEEN 'KOFFERDRAGER' HOLOCAUST

n.a.v. Saul Friedländer, Nazi Germany and the Jews. The Years of Persecution, 1933-1939 (dl. 1) (1997)

Otto van de Haar
 
In: Reformatorisch Dagblad, 16 juli 1996.

Hitler niet beschouwen als 'kofferdrager' van de holocaust 

Saul Friedländer beschrijft alledaagse leven van de joden in nazi-Duitsland:

De hoeveelheid publicaties over Hitlers Derde Rijk is overstelpend. Wat bracht de uit het vooroorlogse Tsjechoslowakije afkomstige historicus Saul Friedländer ertoe om deze gigantische productie verder uit te breiden? In zijn nieuwste boek, "Nazi Germany and the Jews", geeft hij op deze vraag een helder antwoord.

Friedländer heeft kritiek op die historici die slechts oog hebben gehad voor de nazi-bureaucratie. In deze visie zou de bureaucratie de werkelijke motor van de holocaust zijn geweest. In een interview uit 1996 met het Duitse blad Focus zei hij hierover: "Het holocaust-onderzoek van de laatste tien jaar heeft zich op abstracte structuren gericht, op de systematiek en de organisatie van de politiek van jodenvernietiging in de nazi-tijd. De mensen van vlees en bloed, de concrete handelingen en situaties, werden verwaarloosd".

Op dit punt heeft Friedländers aanpak raakvlakken met de vorig jaar verschenen bestseller "Hitlers gewillige beulen" van de Amerikaanse historicus Daniel Goldhagen, waarin de daders en slachtoffers ook op de voet werden gevolgd en niet vanaf een toren. Maar Friedländer neemt ook geen genoegen met publicaties die zich uitsluitend concentreren op het leed van de slachtoffers.

Naast elkaar

Het nieuwe aan "Nazi-Germany and the Jews" is dat het steeds de posities van de nazi's en de joden naast elkaar legt. Niet als levenloze categorieën, maar als denkende en handelende wezens. De auteur vertelt bijvoorbeeld hoe op 10 oktober 1938, tijdens de Reichskristallnacht, de 81-jarige joodse weduwe Susannah Stern door enkele fanatieke nazi's met pistoolschoten om het leven wordt gebracht in haar eigen huis. Hoe zij in elkaar zakt op de sofa, de handen naar haar borst brengt, vervolgens op de grond valt, en sterft.

Tegelijkertijd laat hij de achtergrond van deze en dergelijke gebeurtenissen zien doordat hij nauwkeurig de manipulaties van mensen als Hitler, Goebbels en Göring inventariseert.

Friedländer hierover in de inleiding van zijn boek: "De voorliggende studie is een poging om een verhaal te schrijven waarin het nazi-beleid het eigenlijke centrale element is, maar waarin de omringende wereld en de houding, de reacties en het lot van de slachtoffers niet minder een integraal deel vormen". In elk van de tien hoofdstukken biedt de auteur op invoelende wijze schetsen van het alledaagse leven ("Alltagsgeschichte") van de joden in nazi-Duitsland. Persoonlijke geschiedenissen vol angsten en vernederingen.

Risico

Loopt de geëngageerde historicus op deze manier niet het risico dat de vereiste objectiviteit in het gedrang komt? Jawel, zegt hij, maar dit gevaar kan worden bestreden door je er voldoende van bewust te zijn. De historicus van de holocaust met een al te afstandelijke blik is overigens ook niet gevrijwaard van risico's. Een ervan is, meent Friedländer terecht, een "ongepaste terughoudendheid".

Minutieus doet Friedländer verslag van het voortschrijdende segregatiebeleid van de nationaal-socialisten en hoe dit ingreep in het sociaal-politieke, economische en biologische leven van de joden en uiteindelijk ook in dat van de 'halfjoden' en de 'kwartjoden', de zogenoemde Mischlinge.

De nazi's slaagden er steeds in het grotendeels door hen zelf aangezwengelde antisemitisme in 'wettelijke' banen te leiden. Zodoende kreeg de stroom van anti-joodse maatregelen de schone schijn van legaliteit. Saul Friedländer werkt de problematiek van het begrip 'wettigheid' onder een dictatuur niet uit. Dit is jammer omdat deze 'wettigheid' voor veel burgers een dilemma inhield.

Kofferdrager

Sommige historici gaan ervan uit dat het Derde Rijk ontaardde in een stuurloos en chaotisch proces, dit vanwege felle onderlinge machtsstrijd tussen partij- en staatsinstellingen en als gevolg van het ineenstortende Oostfront.

De "Endlösung" is in deze optiek een uit de hand gelopen bijproduct van het nationaal-socialisme. Hierbij is de persoonlijke rol van Adolf Hitler teruggebracht tot die van de 'kofferdrager' van de holocaust. Ook deze benadering wijst Friedländer van de hand: "In al zijn voornaamste beslissingen was het regime afhankelijk van Hitler".

Hij staaft deze bewering door uitgebreid gebruik te maken van de pas in 1992 gepubliceerde gedeelten van de dagboeken van dr. Joseph Goebbels. Hieruit blijkt zonneklaar dat Hitler voor wat de jodenvervolging betreft in de jaren dertig steeds de cruciale opdrachten gaf, dan wel bevestigde. In het openbaar hield hij zich om tactische redenen -onder meer in verband met de verontwaardiging van de publieke opinie in het buitenland- op de vlakte.

Hitlers dubbele gezicht komt helder naar voren in Friedländers beschrijving van de al genoemde Reichskristallnacht (november 1938). Terwijl hij in wezen de doorslaggevende factor was bij deze pogrom, die 91 joden het leven kostte, deed Hitler het in het openbaar liever voorkomen alsof deze werd veroorzaakt door 'spontane' volkswoede. Ook iemand als Hermann Göring handelde steeds in nauw overleg met de Führer.

Versus Goldhagen

In hoeverre was de Duitse bevolking geïnfecteerd met het antisemitisme? Deze geladen kwestie behandelt Friedländer heel anders dan Daniel Goldhagen. De geestdriftige Harvard-professor stelde in zijn boek "Hitlers gewillige beulen" dat de overgrote meerderheid van de Duitsers ten minste vanaf de 19e eeuw bezield was met een op eliminatie gericht antisemitisme. Met deze uitspraak ontketende hij een storm van verontwaardiging aangezien hiermee een cruciale verbinding werd gelegd tussen de gewone Duitsers en de moord op zes miljoen joden. Friedländer komt tot een veel genuanceerder oordeel en wijst Goldhagens bevindingen subtiel af: "Een interpretatie van de gebeurtenissen die in de Duitse maatschappij als geheel, gedurende de moderne periode, uitgaat van een wijdverbreide aanwezigheid van een "eliminatie-antisemitisme", dat smachtte naar de fysieke vernietiging van de joden, is op grond van het in deze studie gepresenteerde materiaal niet overtuigend".

Boycot sloeg niet aan

Friedländer laat bijvoorbeeld zien dat de door het nazi-regime afgekondigde economische boycot, die vanaf april 1933 van kracht werd, niet bepaald aansloeg. Over de "Rijkspogrom" waren de 'gewone' Duitsers ook al niet enthousiast en zij gaven blijk van afkeer ten opzichte van het nazi-geweld. De Duitse bevolking gaf volgens Friedländer -in tegenstelling tot de culturele, kerkelijke en universitaire elite- het anti-joodse issue geen werkelijke prioriteit. Op grond van interne nazi-rapporten toont hij aan dat de doorsnee Duitser (en soms zelfs leden van de NSDAP!), ondanks de dwang van het regime, verboden contacten met de joden bleef onderhouden. Zoals het handeldrijven met joodse veehandelaren, het gebruikmaken van hotels en winkels die in handen waren van joden en het bezoeken van joodse artsen. De meerderheid van de gewone Duitsers drong in de jaren dertig aan op emigratie noch op eliminatie van de joden. Friedländer tekent hierbij overigens wel aan dat er van een principieel verzet tegen het antisemitisme onder Hitler amper sprake was. Over de vraag of dit wel had gemoeten of wel had gekund, doet hij als historicus geen uitspraak.

Gevonden

Enkele van de hier genoemde bezwaren van Saul Friedländer tegen de bestaande holocaust-geschiedschrijving zijn niet van vandaag of gisteren. Vijf jaar geleden al schreef hij in zijn bundel "Memory, history and the extermination of the Jews" dat er nog steeds geen werkelijk geïntegreerde geschiedschrijving voor handen was over de (voorgeschiedenis van de) holoc aust. "De "Endlösung"", schreef hij toen, "heeft haar historicus nog niet gevonden".

Of we die vandaag wel gevonden hebben, kan na lezing van het eerste deel van zijn boek -dat handelt over de jaren dertig- nog niet beantwoord worden. Maar dat Friedländer hoge ogen gooit, staat vast.


maandag 1 januari 1996

Tocqueville en terreur

Alexis de Tocqueville staat te boek als een groot liberaal en een vrijheidslievende democraat. Dat hij zich ook sterk maakte voor terreur, is jammer genoeg minder bekend. Hoe men het liberalisme van Tocqueville ook beoordeelt, diens opvattingen inzake terreur kunnen daar - op straffe van mythevorming - niet van ontkoppeld worden.

In: Liberaal Reveil 1996

zaterdag 25 november 1995

HANNAH ARENDT: EEN PASSIE VOOR VRIJHEID

Hannah Arendt - Een passie voor vrijheid

Woensdagavond herhaalt het ZDF een interview dat Günter Gaus 20 jaar geleden had met Hannah Arendt. De interviewer was na afloop diep onder de indruk. Zoiets had hij 'in weitem Abstand' niet eerder beleefd.

in: VPRO-gids, 25 november-1 december 1995.

Otto van de Haar

Afbeeldingsresultaat voor hannah Arendt

In 1964 interviewde Günter Gaus voor het ZDF de toen 58-jarige Duits-joodse publiciste Hannah Arendt. Ze vertelde - een beetje nerveus nog vanwege het nieuwe medium - over haar jeugd in Duitsland, de vroege dood van haar vader en haar studie bij invloedrijke filosofen als Karl Jaspers en Martin Heidegger. Ze was een uitzonderlijk begaafde studente, promoveerde op 23-jarige leeftijd bij Jaspers en verkeerde al spoedig op vertrouwde voet met haar docenten. met Heidegger had ze in de jaren twintig zelfs een vlammende liefdesrelatie. Tijdens het gesprek met Gaus bracht Hannah Arendt ook haar persoonlijke ervaringen als jodin in Duitsland  in het midden. En haar vriendschap met de Duitse zionistenleider Kurt Blumenfeld.

Kort na de machtsovername van Hitler in 1933, terwijl Heidegger het nieuwe bewind de hand reikte en Jaspers de voorkeur gaf aan de 'innere Emigration', week hun leerlinge uit naar Frankrijk, waar ze trouwde met eveneens uit Duitsland gevluchte communist Heinrich Blücher. In Frankrijk spande zij zich in om joodse vluchtelingen voor te bereiden op een leven in Palestina. Een fervente zioniste is ze echter nooit geweest. Al bij de stichting van de staat Israël in 1948 wees op de noodzaak van een bi-nationale staatsvorm, met gelijkberechtiging voor palestijnen en joden. Een dergelijk standpunt was uitzonderlijk in die tijd en getuigde van een scherpe, vooruitziende blik.

Toen Frankrijk door het Duitse leger werd bezet, vertrok Arendt voorgoed naar de Verenigde Straten. Daar bracht ze het, na een moeilijke tijd als immigrant, tot professor in de politieke wetenschappen in Chicago en New York. Daar zette zich ook aan het schrijven van haar belangrijkste boek The origins of totalitarianism (1951), dat haar in één klap beroemd zou maken. 'Niet eerder' schreef Arendt-kenner Maarten van Rossum, 'waren nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie op deze schaal en met deze intensiteit onder dezelfde noemer (totalitarisme) gebracht'. Later volgden, naast filosofisch werk, nog publicaties als On Revolution en On Violence en niet te vergeten haar geruchtmakende Eichmann in Jerusalem; a report on the banality of evil over het politieke proces tegen oud-nazi Adolf Eichmann, in 1961. Ze leverde hierin principiële kritiek op de rechtsgang en stelde dat Eichmann eerder een conformistische, 'banale' functionaris was dan het monsterlijke brein dat Israël met alle geweld in hem wenste te zien. Bovendien verweet zij de Joodse raden hun samenwerking met de nazi's. Internationale joodse organisaties, ook in Nederland, reageerden met diepe verontwaardiging. Haar beschuldiging was ongenuanceerd en ongevoelig geweest. De affaire kostte haar nogal wat vrienden, onder wie tot haar grote spijt Kurt Blumenfeld. Anderen schaarden zich achter zoals de schrijfster Mary McCarthy, Karl Jaspers en de joodse politocoloog Raul Hilberg. Vlak voor het interview van Gaus, eind 1964 werd Arendts boek in de Bondsrepubliek gepubliceerd. Logisch dat Gaus er nogal op doorvroeg.

Vanuit Amerika bezocht ze regelmatig het naoorlogse Europa. Ook de Bondsrepubliek, die onder leiding van Konrad Adenauer aan een verbluffende economische comeback bezig was. Ze kwam voor lezingen in tot de nok gevulde collegezalen, voor interviews of voor studiedoeleinden. Maar af en toe bracht ze een persoonlijk bezoek aan oude bekenden. Zoals aan Karl Jaspers, die verhuisd was naar het Zwitserse Basel en die ze als 'de beste leermeester aller tijden' beschouwde. Met hem voerde ze vanuit de Verenigde Staten tientallen jaren een levendige briefwisseling, waarin ze de grote naoorlogse gebeurtenissen de revue lieten passeren. Ook Martin Heidegger bezocht ze. Het blijft natuurlijk een fascinerende paradox dat Hannah Arendt, als jodin, met de kennis die ze bezat over Heideggers sympathie voor Hitler, hem na de oorlog altijd de hand boven het hoofd heeft gehouden. Hoe moeilijk dat ook voor haar was. Ze weigerde steevast 'de persoonlijke Heidegger' op te offeren aan 'de publieke Heidegger'. Het weinige dat ze over diens omstreden optreden kwijt wilde was dat ook de Griekse filosoof Plato 'soft on dictators' was geweest. Ze bleef haar leven lang in de ban van hem. Heideggers gevoelens voor haar nauwelijks minder heftig. In de prachtige standaardbiogafie Hannah Arendt; for love of the world van Elisabeth Young-Bruehl, een studente van haar, wordt verteld dat Heidegger het presteerde om in het bijzijn van zijn eigen vrouw, Hannah Arendt 'de passie van mijn leven' te noemen en de inspiratie van zijn werk; hoewel Heidegger beduidend meer voor zijn 'wettig echtgenote' - een fanatieke nationaal-socialiste - voelde dan Arendt lief was. Tot aan haar dood in 1975 bleven ze contact houden.

In  het bewuste interview legt Gaus aan Hannah Arendt de vraag voor of '1933' een breuk in haar leven betekend. 'Nee', zei ze. Die breuk kwam voor haar pas tien jaar later, toen zij in Amerika het catastrofale nieuws te horen kreeg over de Duitse vernietigingskampen. Haar man Heinrich Blücher had haar nog op het hart gedrukt dat zoiets militair gesproken onmogelijk, irrationeel was. Maar ook hij moest zich neerleggen bij het feit dat Hitler niet één oorlog had gevoerd, maar twee. Veel van Arendts latere werk is doortrokken van deze dramatische ervaring. In haar boek The origins of totalitarianism legde ze in pakkende stijl de elementen bloot waaruit volgens haar het nazi-totalitarisme gekristalliseerd was: antisemitisme, imperialisme en racisme. Ze vond deze verschijnselen in de 'afvalbak' van de westerse 19de-eeuwse maatschappij.

Hannah Arendt hekelde even indringend het bestaan van communistische concentratiekampen onder Stalin. tegenwoordig is de parallel tussen regimes van Hitler en Stalin nog amper omstreden, maar in de jaren vijftig was voor menigeen de vergelijking een groot taboe. Het communisme had volgens Arendt steeds verzuimd om het vrijheidsbegrip wettelijk te funderen. Zaken als machtsdeling en federalisme zag zij wel gerealiseerd in de Amerikaanse revolutie. Ze vond het dan ook jammer dat de 'onvrije' Russische en niet de 'vrije' Amerikaanse revolutie zoveel invloed had gehad op het wereldgebeuren. De recente ontwikkelingen in China en Midden-Europa zouden Hannah Arendt dan ook zeker welkom zijn geweest. Toen in 1956 in het communistische Hongarije verrassend een anti-totalitaire  opstand uitbrak, waarbij spontane 'burger-initiatieven' ontstonden, was ze laaiend enthousiast. Ze beoordeelde dit als 'een overwinning voor de vrijheid', ondanks de de nederlaag van de opstandelingen. 

Naarmate ze ouder werd kreeg Hannah Arendt steeds meer academische lauweren aangereikt, maar werkelijk geïntegreerd in het westerse establishment raakte ze nooit. Misschien was haar werk daarvoor te tegendraads. Ondanks haar grote bewondering voor de Amerikaanse Revolutie had ze een scherp oog voor de uitwassen van de Nieuwe Wereld. De heksenjacht tegen links ten tijde van McCarthy verafschuwde. evenals het schandelijke beleid in Vietnam. Hannah Arendt waarschuwde ook voor andersoortige totalitaire dreigingen in het westen, zoals de kunstmatig gestimuleerde consumptieverslaving. Ze had tenslotte een passie voor vrijheid.














zaterdag 15 april 1995

KRONIEK VAN EEN NIET AANGEKONDIGD LEVEN.

n.a.v. Euphrosinia Kersnovskaja, Coupable de rien. Chronique illustrée de ma vie au Goulag (1994).     

Tekeningen uit de Goelag Archipel

KRONIEK VAN EEN NIET AANGEKONDIGD LEVEN

De verschrikkingen in de Goelag Archipel werden door Alexander Solzjenitsyn beschreven, getekend werden ze door Frosia Kersnovskaja in een boek dat in 1991 in Moskou werd gepubliceerd en vorig jaar in vertaling in Frankrijk uitkwam. Tweehonderdvijftig pagina's fotografische herinneringen.   

in: Vrij Nederland, 15 april 1995.

Otto van de Haar

 

 

 Iedereen dient op appèl te verschijnen...

 

Coupable de rien van Euphrosinia (Frosia) Kersnovskaja is geen doorsnee vertelling over de ontberingen in de kampen, in de mijnen of tijdens de transporten in de Goelag Archipel. Het is een met kleurpotlood en aquarel getekende en geschreven kroniek. Tientallen schoolschriftjes heeft ze ermee gevuld. In kunstzinnig opzicht zijn het geen hoogstandjes, maar de tekeningen zijn wel expressief en geven veel gedetailleerde historische informatie over de kleding, de interieurs, de slachtoffers en de daders.

In ongecompliceerde stijl doet Kersnovskaja verslag van de periode 1940 tot 1958. Het jaar 1940 is geen toeval. geboren in 1907 in Odessa vluchtte Kersnovskaja in 1919 met haar (adellijke) familie uit bolsjewistisch Rusland naar het nabijgelegen Bessarabië, waar een van de grootouders een landgoed had nagelaten. Toen in in 1939 het pact tussen Stalin en Hitler over de wederzijdse invloedssferen in Europa werd gesloten, kwam Bessarabië (evenals de Baltische landen, Noord-Boekovina en Oost-Polen) hierdoor binnen het directe bereik van Moskou te liggen. Wat volgde in 1940 was de bezetting door Sovjettanks van Bessarabië, de communistische collectivisaties en ten slotte het op transport stellen van de koelakken naar onbestemde oorden achter de Oeral. Euphrosinia's moeder - haar vader was al overleden - had tijdig de wijk genomen naar het aangrenzende Roemenië maar haar dochter, 33 jaar oud inmiddels, besloot om ...vrijwillig naar de Sovjet-Unie te gaan.

Eind jaren vijftig kwam ze vrij, vernam tot haar geluk dat aar moeder nog in leven was, arrangeerde een ontmoeting met haar in het hun vertrouwde Odessa, in de Sverdlovstraat om precies te zijn, en beloofde daar haar moeders laatste wens na te komen: het opschrijven van haar trieste 'leerjaren', zoals ze het zelf noemt, in de Goelag. Ze is er korte tijd later aan begonnen. Op de vraag waarom het boek toen niet in druk is verschenen maar pas in 1991 in  Moskou, is het antwoord simpel. De memoires slaan namelijk ook op de Chroesjtsjov-tijd (1954-1964). Over Stalin en zijn metgezellen wilde Chroesjtsjov naar bekend best wel een een en ander kwijt. En dat deed hij ook tijdens opzienbarende partijcongressen in 1956 en opnieuw in 1961. Verschillende schrijvers hebben van deze 'dooi' kunnen profiteren. Maar aan onthullingen over zijn eigen ambtsperiode had Stalins opvolger nu geen behoefte. Kersnovskaja vertelt hoe kort na de dood van Stalin door 200 gedetineerden een petitie werd ondertekend met als voor de hand liggend doel een herziening van hun vonnis. Het werd in bloed gesmoord. Frosia vermeldt dat er in 1954-1955 uit de kolenmijnen van Norilsk in het hoge noorden van Siberië, gevangenen massaal werden vrijgelaten en dat het kampregime ook voor haar minder hard werd. Ze bleef er zelfs nog enkele jaren als 'vrije loonarbeider' werken nadat haar straftijd erop zat. De barakken waren er 'ruimer' op geworden. Aantijgingen van 'anti-sovjetagitatie' bleven evenwel ook onder Chroesjtsjov populair en bedreigend voor iedereen. Ook Kersnovskaja ondervond dit. Het feit dat ze in (de verkeerde) God geloofde - de gedichten van Majakovski omschreef ze als 'anti-religieus', wat haar duur kwam te staan - zal eveneens publicatie in de weg hebben gestaan.

Waarom verkoos Frosia in 1940 niet om te vluchten zoals haar moeder, of onder te duiken? Herhaaldelijk werd ze gewaarschuwd. 'Het zijn de schuldigen die op de vlucht slaan', was haar reactie destijds, 'de lafaards die zich verstoppen'. Ze voegt er terugkijkend aan toe dat dergelijke uitspraken niet vrij waren van 'een zeker pathos'. Hoe dan ook, ze zocht het gevaar op en ze weigerde lijdzaam af te wachtentotdat met haar aks een konijn in haar nekvel greep. Ze stond erop te bewijzen dat ze eenvoudig geen 'parasiet' en 'uitbuiter' was maar zich in tegendeel dienstbaar wilde maken. Het was deze optelsom van durf, daadkracht en donquichotterie die haar curieuze besluit verklaart. Die karaktertrekken zien we terug in deze kroniek. Zo zijn er roerende schetsen rondom een bevalling in een afgeladen wagon richting Novosibirsk, waarbij Frosia ijverig assisteert. Wanneer de trein halt houdt omdat de bewakers wegens de hitte gaan zwemmen in een meer dat aan de spoorbaan ligt, slaagt ze erin zich door een raampjes naar buiten te wringen en zo de aan de buitenkant gesloten wagondeur open te krijgen. Vliegensvlug haalt ze een emmer water om de boreling te wassen. Ze heeft het aan het gioede humeur van de 'als dolfijnen' rondspartelende bewakers te danken dat ze niet word neergeschoten.

Frosia Kersnovskaja haalt een emmer water om een pasgeborene te wassen.

In een van de laatste hoofdstukken zien we enkelerode soldaten zes dode gevangenen het mortuarium binnenslepen en op een hoop gooien. Frosia was daar tijdelijk tewerkgesteld. De lijkschouwer wordt bedreigd en uitgescholden omdat hij absoluut weigert een formulier af te geven waarin staat dat de zes (na waarschuwingen) 'op de vlucht' zijn neergeschoten. De reden voor de weigering was dat iedereen kon zien dat de gedetineerden op korte afstand met geweerkolven en stompe voorwerpen de schedel en de borstkas waren ingeslagen. Het naïeve maar gedurfde optreden van de lijkschouwer is Frosia uit het hart gegrepen. Ook al bezegelde hij hiermee zijn lot. Deze schets uit de 'getekende goelag' heeft grote zeggingskracht.

 Consultatie bij dokter Müller.

 

Dat geldt eveneens voor Frosia's verbeelding van haar vlucht door de taiga, het tegen haar gevoerde proces, de toestanden in het veldhospitaal, de slavenmarkt van Krasnojarsk en de al genoemde mijn van Norilsk. Het boek bevat ruim 250 bladzijden. Maar als al het materiaal van Frosia gepubliceerd was, zou de uitgave minstens vier keer zo dik zijn geworden. Een forse inkorting kon blijkbaar niet uitblijven. Wat overbleef is weliswaar substantieel, maar je blijft nieuwsgierig naar de honderden tekeningen die nog ergens in een a moeten liggen. In de door de uitgever ingevoegde titels van hoofdstukken met dat zitten nogal eens slordigheden, zoals 'April 1944 - augustus 1994. Nieuwe veroordeling. Norilsk'. Dit moet augustus 1944 zijn. Als Frosia in haar chronologisch opgebouwde boek stilstaat bij een belevenis in juni 1941 is het alleen maar verwarrend als het hoofdstuk 'Juli 1941 - februari 1942. De verbanning' heet. Toch staan deze foutjes in de schaduw van wat hier allemaal te zien en te lezen is, te meer omdat het beeldmateriaal over de 'arbeids/vernietigingskampen' in de Goelag Archipel, om een term van Solzjenitsyn te gebruiken, schaars is.






zondag 1 mei 1994

'ALS DE RUSSEN KOMEN'

n.a.v. de VPRO-documentaire in acht leveringen: Als de Russen komen en
Ronald Havenaar, Van Koude Oorlog naar nieuwe chaos, 1939-1993.

In: Spiegel Historiael, mei 1994, p. 175-176.
 

Otto van de Haar

ALS DE RUSSEN KOMEN

Het bekende VPRO-geschiedenisprogramma OVT (Onvoltooid Verleden Tijd) was in de slotmaanden van vorig jaar voor een gedeelte gewijd aan de documentaire Als de Russen komen - over de Koude Oorlog in Nederland.
In acht wekelijkse uitzendingen op de zondagochtend werden de luistervrienden aan de hand van een reeks vraaggesprekken teruggevoerd naar die paradoxale periode van angstige spanning en stabiliteit. Een tijd waarin het conflict tussen Moskou en Washington zijn onmiddellijke uitwerking had op het nationale politieke en persoonlijke vlak. Naast partijpolitieke figuren van verschillend pluimage waren onder meer een generaal buiten dienst, een diplomaat, iemand van de Nationale Reserve, een wetenschapsman en een burgervader te beluisteren. Het is begrijpelijk dat aan CPN'ers en BVD'ers en hun dramatische onderlinge verhouding ruimschoots aandacht werd besteed. Het gemeenschappelijk kenmerk van de geïnterviewden was, aldus hoofdredacteur Hans Olink, dat zij allen de koude oorlog bewust hebben meegemaakt. De programmamakers zijn wat vaag over het precieze einde van de koude oorlog. Deze zou zelfs nog voortduren. Door de term ook te gebruiken voor de episode ná de recente revolutionaire veranderingen in voorheen het Sovjet blok - het begrip 'desintegratie ' is toepasselijker - worden specifieke eigenschappen van de echte koude oorlog genegeerd. Ik doel niet slechts op de typisch ideologische tegenstelling maar ook op het feit dat naarmate de koude oorlog voortduurde, hij ook stabiliteit impliceerde. Kom daar vandaag eens om.

Meer evenwicht

De achtergrond van deze vaagheid is het gebrek aan confrontatie bij de redactie met betrekking tot het definitieve demasqué van het staatscommunisme. En dat terwijl de onthullingen en niet te vergeten de macabere opgravingen her en der in de Sovjet-Unie, in haar nadagen, bij menige westerling de toch al stoute verwachtingen nog overtrof. Anders geformuleerd: had - gezien de actualiteit- het stalinistisch karakter van de Sovjetstaat niet nadrukkelijker naar voren moeten komen bij de verduidelijking (van het ontstaan) van de koude oorlog? De volstrekt meedogenloze en gewetenloze aard van Stalins bewind, waarmee de Oost-Europese staten kort na de oorlog eveneens kennismaakten, verklaart weliswaar niet direct de koude oorlog, maar is er wel als reële angstfactor onlosmakelijk mee verbonden. Het commentaar dat het geheel van een historisch jasje voorziet, maakte hierdoor soms een wel erg neutrale indruk.
Een voorbeeld. Door de redactie wordt voor de verantwoordelijkheid van de aanzet (1945-1946) van de koude oorlog vooral in westelijke richting gekeken. Niet alleen gezien een aantal vraaggesprekken, ook wordt een deel van de roemruchte speech van Winston Churchill uit maart 1946 ten gehore gebracht die de gewezen oorlogsleider hield in het stadje Fulton, gelegen in de Amerikaanse staat Missouri (en niet zoals de commentaarstem het wil 'in Groot-Brittannië): 'From Stettin in the Baltic to Triest in the Adriatic, an iron curtain has descended across the continent...'
Dit deel van de documentaire had wellicht aan inzicht gewonnen indien ook de fameuze, maar niet minder belangrijke 'oorlogsverklaring' van Stalin uit februari 1946 in herinnering was gebracht. (Een analyse van deze rede wordt ten beste gegeven in het vorig jaar verschenen boek van dr. Ronald Havenaar: Van Koude oorlog naar een nieuwe chaos, 1939-1993). In zijn toespraak op een 'verkiezingsbijeenkomst' gaf Lenins opvolger de toehoorders te verstaan dat zich tussen de twee kampen een nieuwe strijd aankondigde, die onvermijdelijk op een oorlog zou uitlopen. Men kan tegenwerpen dat Stalin niet serieus meende wat hij zei en met zijn uitspraken vooral propagandistische doelen najoeg. Maar in dart geval moet de mogelijkheid open gehouden worden dat de donderspeech van Churchill eveneens met een korrel zout wordt genomen. Havenaar brengt vervolgens Churchills opmerking in stelling dat het Kremlin de vriendschap van het Westen minstens zozeer vreesde als de vijandschap. Open contacten met westerse maatschappijtypen zou Stalins totalitaire macht snel ondergraven hebben.
Genoemde publicatie is de redactie van het radioprogramma niet ontgaan en voorafgaand aan de documentaire prijkte in de VPRO-gids een interview van Hans Olink met Ronald Havenaar. Helaas is er van de inhoud van dit gesprek over het boek niets terug te vinden in de serie. Waarom niet?
Olink desgevraagd: 'Het boek is niet gebruikt voor de serie omdat het niet handelde over de koude oorlog in Nederland. Het ging me bij dit interview vooral om de attentiewaarde'. Het zou zinvoller geweest zijn als er een duidelijke keus was geweest. Of we verbinden Havenaars boek met de serie, of we laten het boek en het interview vallen. Zoals het nu is gebeurd, dekt de vlag de lading niet. De attentie is weliswaar gewekt maar de verwarring ook.

Gebrek aan confrontatie

Olink heeft gelijk als hij stelt dat Havenaars boek niet specifiek over de koude oorlog in Nederland gaat. Maar aangezien ons land invloed onderging van het bipolaire conflict, is dit bezwaar maar gedeeltelijk op zijn plaats.
Van koude oorlog naar nieuwe chaos, 1939-1993 bevat overigens meer passages waarmee de serie haar voordeel had kunnen doen. Te denken valt aan de Korea oorlog en de verreikende gevolgen hiervan voor de Duitse herbewapening die ook in de serie ter sprake kwamen. Beide fenomenen blijven nu op zichzelf staan. Zoals de titel aangeeft, laat Havenaar de koude oorlog beginnen in 1939 met het Hitler-Stalin Pact. Toen begon volgens hem Stalins expansiepolitiek naar een deel van Oost-Europa. Na het intermezzo van de Tweede Wereldoorlog nam hij dezelfde draad weer op en schoof nog verder in westelijke richting. Deze stelling klinkt doordacht en logisch. Tenslotte viel de afloop van de koude oorlog niet per toeval samen met de ineenstorting van de Oosteuropese staten. Toen Moskou deze regimes militair niet langer ruggensteunde, was het einde daar. Het probleem met deze these is wel dat Hitlers ontketening van zijn extreem bloedige expansieoorlog tegen de Sovjet-Unie tot een detail wordt gereduceerd.
Havenaar heeft een sterke troef in handen door te wijzen op het stalinistische karakter van de Sovjetstaat bij het ontstaan (en het verloop) van de koude oorlog. De Duitse invasiemacht heeft echter ook 'karaktervormend' gewerkt op de Sovjet-Unie en heeft de naoorlogse politiek mede bepaald. Stalin heeft de Führer immers niet verzocht hem eerst aan te vallen zodat hij Hitler kon verslaan om zodoende zijn expansiezucht in Midden-Europa te kunnen stillen. Meer evenwicht tussen beide factoren had de overigens fraai geschreven studie overtuigender gemaakt.
De kritiek op de VPRO-documentaire laat onverlet dat deze veel positiefs te bieden heeft. De vraaggesprekken vertonen een behoorlijke variatie. Datzelfde geldt voor de boeiende archieffragmenten, zoals de stemgeluiden van Jacques de Kadt en Paul de Groot. Eén groep komt er bekaaid af: die van de gewone, niet-partijgebonden burger. De voornaamste kracht van de serie is een grote concreetheid en levendigheid. De documentaire als geheel biedt ook een stimulans om je te verdiepen in de (herinnerings)literatuur over de joude oorlog.
Kernbezwaar blijft het gebrek aan actuele confrontatie met het einde van het communistische staten. Die confrontatie had een impuls kunnen betekenen om door middel van het commentaar de 'deelnemers' aan de de koude oorlog in Nederland van meer perspectief te voorzien dan nu het geval was. respect voor de (gesproken) bronnen, welke dan ook, is uiteraard evident. Maar het is de journalist/historicus die ze niet alleen selecteert maar ze ook laat spreken binnen een breder kader. Het zelf ten tonele gevoerde boek van Ronald Havenaar had hierbij in bepaalde opzichten bruikbaar kunnen zijn. Zoals het nu is gedaan, had deze serie ook tien jaar eerder gemaakt kunnen zijn.




donderdag 23 december 1993

LIBERALISME MET LETSEL

   

n.a.v. Karl Dietrich Bracher, Wendezeiten der Geschichte. Historisch-politische Essay, 1987-1992 (1992).

In: Markant, 23 december 1993.

Otto van de Haar

 

LIBERALISME MET LETSEL

Nieuwe essays van Duitse politicoloog Karl Dietrich Bracher



 


In de omvangrijke artikelenbundel Wendezeiten der Geschichte. Historisch-politische essays van de internationaal bekende liberale politicoloog Karl Dietrich Bracher (1922) passeren veel begrippen de revue zoals macht en geweld, ondergang en vooruitgang maar één springt eruit en laat alle andere achter zich: het totalitarisme.
Het heeft dan ook weinig zin je door de (door Bracher? door de uitgever?) uitgedachte thematische driedeling - Historische crises en ervaringen, Erfenis van het nationaalsocialisme, Democratie in verandering - te laten leiden. Steeds weer blijkt het totalitarisme het 'overkoepelend orgaan'. In navolging van de fameuze Franse denker Raymond Aron gelooft Bracher niet in het einde, maar de onsterfelijkheid van (totalitaire) ideologieën.
Zijn onderwerpskeuze moet niet alleen gezien worden tegen de achtergrond van het nazisme dat diepe sporen heeft nagelaten in zijn geboorteland. Brachers preoccupatie houdt vooral ook verband met die andere variant van het totalitarisme, het communisme, die na 1945 bleef voortbestaan tot 1991. De intensiteit waarmee het totalitarisme behandeld wordt, heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat hij dit fenomeen als tijdgenoot heeft meegemaakt. Beide varianten van het totalitarisme hebben hem gebracht tot een bewust gekozen en beleden liberaal engagement. Helaas gaat dit systematisch uitgedragen liberalisme ten gevolge van een wetenschappelijke evenwichtsstoornis met blijvend letsel door het leven. Een illustratie van waar hij zijn evenwicht verliest is zijn onderzoek naar de oorsprong van de twee totalitarismen.

Oorsprong totalitarismen

Wat blijkt namelijk? Dat hij een verschillende aanpak heeft gekozen om respectievelijk de nazistische en communistische variant uit de doeken te doen. In het eerste gevl maakt de auteur gebruik van een multicausale verklaring, in het tweede geval echter is er geen enkele plaats voor omstandigheden en voorwaarden.
Factoren die de uiteindelijke overwinning van het nationaalsocialisme mogelijk hebben gemaakt waren volgens hem de volgende: op de allereerste plaats de opgang van extreem-links (de KPD) en extreem-rechts (de NSDAP) en de geringe geneigdheid tot compromis gedurende de eerste Duitse democratie. Verder de schok bij de bevolking door de onverwachte nederlaag van 1918, de dualiteit tussen presidentiële en parlementaire macht, ernstige sociaaleconomische problemen, de specifieke rol van het Duitse leger en een voor-democratische mentaliteit in het staatsapparaat en bij justitie.
Bovendien was de nationale staatsvorming (vanaf 1870-1871) historisch moeilijk en politiek complex geweest. De antiwesterse wending waarbij de Weimar-republiek van 1918 als onduitse import werd afgedaan, en het nationalistisch revisionisme hadden geleid tot het isolement en de zelfvernietiging van de Weimar-democratie en het Duitse Rijk.
Kortom, een hele waaier van verklaringen en Bracher legt ook uit waarom: 'Bij een kritische beoordeling blijkt dat een simpele verklaring niet mogelijk is. Alle redeneringen en afleidingen die zijn gebaseerd op één enkele hoofdoorzaak of een causale formule zijn misleidend'.

Bij zijn uiteenzettingen over het communistisch totalitarisme vinden we een dergelijke aanpak niet terug. Was het dan zo'n krachttoer om, mutatis mutandis, ook voor Rusland aan de vooravond van de machtsovername in november 1917 verklaren de omstandigheden op te sommen? Hier gold toch ook een voor-democratische mentaliteit in het staatsapparaat? Rusland kampte eveneens met sociaaleconomische problemen en de bevolking was net zo goed op drift geraakt door het radicaliserende geweld van de eerste wereldkrijg. Verder lijkt het niet al te riskant om te beweren dat de Russische 19de eeuw eveneens 'historisch moeilijk en politiek complex' was. Om de parallel voort te zetten kan ook nog gedacht worden aan het dualisme tussen doema's/sovjets en Grondwetgevende Vergadering. En als laatste moet de door Bracher als meest fataal beschouwde factor op de weg naar het totalitarisme (van toen en thans) genoemd worden: de tegenstelling tussen de compromisloze extremisten van politiek links en rechts. De bolsjewistische partij opereerde immers net zo min als de NSDAP in het politiek luchtledige. Ook de partij van Lenin en Trotski werd geconfronteerd met compromisloze tegenstanders.
De enige factor die Bracher wel naar voren haalt als verklaring voor het Russische (en niet te vergeten Oost-Europese) is de onjuiste communistische theorie, die inderdaad kan bogen op een lange autoritaire geschiedenis. Dat deze alleen verantwoordelijk zou zijn geweest, lijkt mij echter onwaarschijnlijk.

Dit verschil in visie op de varianten van het totalitarisme - moderne uitingen ervan als nationalisme en fundamentalisme noemt Bracher slechts in het voorbijgaan - komt wellicht doordat het communisme veel langer voortduurde dan zijn Duitse tegenvoeter en dat het zijn bedreigende schaduw tientallen jaren over West-Europa en vooral West-Duitsland wierp. Maar had dit geëngageerde wetenschapper Bracher behoeven te verhinderen om, naast een politiek-morele veroordeling ook de historische omstandigheden ten tonele te voeren, zoals dit met betrekking tot het nazisme werd ondernomen?
Iemand als de Nederlandse denker Jacques de Kadt bijvoorbeeld liet in Het fascisme en de nieuwe vrijheid uit 1939 zien dat een politieke verwerping en zakelijk onderzoek met betrekking tot het nationaalsocialisme tot de mogelijkheden behoorde. Dit terwijl deze beweging nog volop in opmars was. Met andere woorden, het bestaan van een totalitair systeem hoeft nuchter onderzoek ernaar niet per se in de weg te staan. In plaats hiervan beperkt Bracher zich tot een (door hem zelf verfoeide) monocausale uitleg. Brachers morele en emotionele verwerping heeft, in het geval van het communistisch totalitarisme dus helaas de overhand gekregen op een zo nuchter mogelijk onderzoek.

Blijvend letsel

 

Laten we nu eens kijken naar diens presentatie van het Europees-Amerikaanse liberalisme. Hier zien we een ethisch geladen goedkeuring van het liberale systeem dat voor duizelingen zorgt en 'blijvend letsel' veroorzaakt zoals in het geval van Vietnam.
Volgens de auteur onderscheidt de democratie en het Europees-Amerikaanse model zich door het in wezen 'anti-ideologische inzicht' dat het doel de middelen niet heiligt. Kenmerkend zijn verder de bereidwilligheid tot compromis en de erkenning van de 'onvolkomenheid der mensen'.
Slechts bij hoge uitzondering wordt het eigen systeem door Bracher onder de loep genomen. Dit gebeurt aan de hand van de 19de eeuwse graaf Alexis de Tocqueville die in zijn boek over Amerika (1835-1840) de vinger legde op de ambivalente betekenis van de publieke opinie. Deze impliceerde namelijk niet alleen vrijheid maar ook het gevaar van conformisme en manipulatie. Maar Bracher laat er direct op volgen dat dit veel meer van toepassing is op de 'gesloten politieke systemen.'

Bracher staat zijn lezers niet tot het liberale systeem historisch te toetsen, laat staan te kritiseren. Staatsburgers moeten zich van hem midden in de realiteit ophouden en zich volledig identificeren met de parlementaire democratie. Kritiek op de fundamenten van het liberalisme leidt alleen naar tot vervreemding en ongeloof in de politieke mogelijkheden van de rechtsstaat.
Uiteindelijk gevolg volgens Bracher? Ontgoocheling en de vlucht in levensgevaarlijke  extreme 'totale oplossingen'. Aan het begrip Bürger is in deze bundel geen gebrek, maar over initiatieven vernemen we heel wat minder. Het verrast niet dat iemand die een dergelijke 'ijzeren democratie' presenteert, op het terrein van de buitenlandse politiek evenmin ruimte  voor kritiek biedt. Tekenend is de wijze waarop Bracher met de kwestie Vietnam omspringt.
Hij wil hier ook vandaag de dag niet mee geconfronteerd worden. Het tonen van eertijdse televisiebeelden vindt gelijkstaan met zelfkwelling. terwijl de totalitaire stelsels in de verschillende essays consequent ' op hun daden' worden getest en veroordeeld blijft een dergelijke benadering uit het door het Westen bewandelde pad in Vietnam. Ook de eerder genoemde Raymond Aron, een enigszins met Bracher vergelijkbare anti-totalitarist, beefde niet bij de napalmbombardementen op Vietnam. De enige reactie die de Franse socioloog in zijn herinneringen naar voren bracht was een verwijzing van een uitspraak van Hegel: ik ben geen 'schöne Seele'(1).

Zoals vermeld noteerde Bracher over de democratie dat het hierbij gaat om het 'anti-ideologische inzicht' dat het doel de middelen niet heiligt. Een tegenspraak tussen deze stelling  en praktijk van Vietnam ontwaart hij helaas niet. De door hem opgeworpen erkenning van de 'onvolkomenheden van de mensen', als karakteristiek voor de democratie, wordt niet ter verdediging aangevoerd. En waar is 'de bereidheid tot compromis' gebleven?
Het is aandoenlijk dat iemand die zich in het allereerste opstel 'De ervaring van Weimar'  op hartverwarmende wijze verzet tegen een 'ont-moralisering van de geschiedenis', dit bangelijk nalaat als het een misdaad uit de Atlantische wereld betreft.
Als gevolg van Brachers wetenschappelijke evenwichtsverlies - waarbij een nuchtere kijk het onderspit tegen emotionele systeemidentificatie - gaat diens liberalisme met blijvend letsel door het leven. 

(1) Ik verlaat mij op een artikel van de Leidse historicus H.L.Wesseling: 'Een intellectueel en de politiek: Raymond Aron, 1905-1983' in: Vele ideeën over Frankrijk. Opstellen over geschiedenis en cultuur (1988), p. 151.


Reactie van dr. N.K.C.A. in 't Veld: