maandag 1 maart 1993

HITLER EN STALIN - PARALLELLE LEVENS

n.a.v. Allan Bullock, Hitler en Stalin; Parallelle levens. 1991.
(Oorspr: Hitler and Stalin; Parallel lives, 1991).

in: Socialisme & Democratie, maart 1993.

Otto van de Haar 

HITLER EN STALIN: EEN 'UNIEKE TWEELING'

Ruim 15 jaar geleden hield de Britse historicus Alan Bullock een lezing in Cambridge met als motto 'Is history becoming a social science?' (1). Hierin keerde hij zich zonder veel omhaal tegen met name de historici rond het Franse tijdschrift Annales. Economies, Sociétés, Civilisations. Niet omdat deze school, in de jaren zeventig de meeste uitstraling had, zich sterk maakte voor sociale, economische  en mentaliteitsgeschiedenis. Tenslotte voorzag dit in een behoefte en had het de historische blik verruimd. Ook was nuttig om bepaalde regelmatigheden en continuïteiten in de geschiedenis op te diepen. Maar Bullock stoorde zich wel aan het feit dat de representanten van de Annales, zoals Fernand Braudel, de politieke geschiedenis ('l'histoire des événéments') en de geschiedenis van het individu als welhaast te verwaarlozen factoren terzijde had geschoven. Hiermee nam de Britse historicus indirect zijn eigen politieke biografie van Adolf Hitler (1952) - die wijd en zijd faam verwierf - in bescherming. Want daarin had hij er just de aandacht op gevestigd hoe groot de rol van de Führer bij de ontwikkelingen in Duitsland en Europa was geweest (2).

Bullock, tijdens de Tweede Wereldoorlog politiek correspondent en sinds 1945 werkzaam in Oxford, stoorde zich ook aan de oriëntatie van sommige collega-geschiedkundigen op de sociale wetenschappen ter wille van harde historisch-wetenschappelijke verklaringen en modellen. Zoiets was een onmogelijkheid omdat de historische realiteit teveel getekend was door verwarrende onregelmatigheden, toeval en complexiteit. De waargenomen tendens ('Is history becoming a social science?') werd dan ook wat Bullock betrof met een krachtig 'nee' beantwoord. De in dit college uit 1976 verdedigde traditionele geschiedvisie is voor een gedeelte terug te vinden in zijn eind vorig jaar verschenen Hitler en Stalin. Parallelle Levens (3). In de inleiding van deze dubbelbiografie neemt hij namelijk afstand van naoorlogse politicologen, die bij hun vergelijking tussen nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland (soms inclusief fascistisch Italië) slechts de overeenkomsten hadden uitgelicht om zodoende te komen tot de constructie van het (monolithische) totalitarisme-model. Hiermee was de historische werkelijkheid geweld aangedaan. Bullock wil ook de verschillen de ruimte geven: '(...) ik wilde door middel van een algemene onderlinge vergelijking het unieke individuele karakter van beiden illustreren'(4); parallelle - niet identieke - levens. om deze aanpak te doen slagen vond Bullock het nodig om de 'chronologische dimensie' - iets waar de Annales ook al geen hoge dunk van had - topprioriteit te geven. Een louter thematische benadering zou naar zijn zeggen het unieke tekort doen.

Gemankeerde compositie

Dit mag zo zijn, maar Bullocks 'eis der chronologie' en zijn voorliefde voor het beschrijvende en het vergelijkende heeft een zware prijs. Kernprobleem is dat een fors deel van het boek (alleen al aan tekst 10150 pagina's) gevuld is met wederwaardigheden en details die maar moeilijk kunnen rechtvaardigen waarom beide dictators nu speciaal zijn samengebracht in één biografie. Dat vraagt immers om een uitgebreide onderlinge vergelijking. Als het Bullock in essentie om het 'unieke en individuele' zou zijn gegaan, waarom is dan niet gekozen voor een portrettengalerij met daarin ook Churchill en Mussolini, Franco of Blum? Allemaal figuren wortelend in het Europa van het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog, het interesse- en onderzoeksgebied bij uitstek van de auteur. 

Wat is om iets te noemen, de de waarde van een relaas over Britse en Duitse militaire manoeuvres rond het Noorde Narvik (pp. 707-714) binnen de context van 'parallelle levens'? Werkt het inzichtverhogend als Bullock de uiteenlopende veldslagen (met precieze gegevens over aantallen manschappen, merken vliegtuigen en tank-types) tijdens de Tweede Wereldoorlog of de Russische burgeroorlog uitpluist? Meer voorbeelden. Tussen bladzijde 600 en 643 wordt en détail verhaald hoe en waarom Hitler er in de jaren 1938-39 in slaagde Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije te annexeren. Mijns inziens had in zo'n geval volstaan kunnen worden met enkele samenballende alinea's zodat de hoofdlijnen van het betoog - ook voor de 'geïnteresseerde leek' waarvoor Bullock in het bijzonder zegt te schrijven - helder blijven. Of neem het negentiende en voorlaatste hoofdstuk, getiteld: 'Stalins nieuwe orde (1945-1953)' Wat de lezer moet beginnen met een uitgebreide rondleiding langs de Balkanfederatie, het plan Marshall en de luchtbrug naar Berlijn blijft - ook al getuigt deze van deskundigheid - raadselachtig. In het voorwoord schrijft Bullock dat zijn vriend en literaire agent Andrew Best hem wat het uiteindelijke aantal pagina's betreft weinig in de weg heeft gelegd. Had Best het maar wel gedaan. Want op dit punt is 'parallelle levens' mislukt, tenzij het gebruikt wordt als een soort naslagwerk met op zichzelf staande taferelen en personages, die het moeten stellen zonder een eenduidige regie. De scheve compositie is herleidbaar tot Bullocks 'methodologisch compromis' tussen een sociaal-wetenschappelijke, vergelijkende aanpak en een benaderingswijze die chronologisch-feitelijk en beschrijvend is.

Polen en Spanje

Daar waar Bullock stopt met de lezer te laten waden door een feitenzee en overgaat tot de beloofde vergelijking komen al gauw tal van samenhangen in beeld. Op buitenlandspolitiek terrein bijvoorbeeld is het interessant hoe het optreden van de Twee in het sinds 1939 onderling verdeelde Polen naast elkaar worden geplaatst. De communisten heetten de Polen te zullen bevrijden, terwijl Hitler de natie wilde vernietigen. In de concrete praktijk echter werden door de 'ideologische tegenpolen' parallelle methoden aangewend. In Oost-Polen werd met behulp van de NKVD het Stalin-model geïntroduceerd, steunend op diegenen die voorheen te lijden hadden gehad van hun hun minderheidspositie (Oekraïners, joden). Het gebied werd door Moskou geplunderd en dit vormde een voorafschaduwing van Stalins beleid dat ontstond in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog in Midden- en Oost-Europa. De manier waarop Stalin toen, in het kielzog van het Rode Leger, zijn macht en invloed uitbreidde, brengt Bullock knap onder één noemer met Hitlers successen op buitenlands gebied in de jaren dertig; in beide gevallen waren de dictators de westerse mogendheden steeds slag voor. In het westelijk deel van Polen realiseerde Hitler zijn racistische ideeën door middel van de SS, ondersteuning vindend bij de voormalige Duitse minderheid. Met een werkelijke genoegdoening voor het gebiedsverlies als gevolg van 'Versailles' had Hitlers expansief nationalisme helaas weinig uit te staan. De man was immers nooit verzadigd. Bullock wijst er overigens op dat Rusland als gevolg van de Eerste Wereldoorlog grotere gebieden (met meer grondstoffen) moest prijsgeven dan Duitsland. De parallellie school verder vooral in het liquideren van de Poolse bovenlaag: ambtenaren, officieren, joden, rijke boeren.

De betrokkenheid van de Twee bij de Spaanse Burgeroorlog geeft een minstens zo frappante overeenkomst te zien, zij het dan Hitler er sterker uit te voorschijn kwam. Frappant niet slechts vanwege de grondstoffen en goudvoorraad die de Spaanse nationalisten en republikeinen voor militaire bijstand dienden te leveren. Of omdat de Russische en Duitse legers in Spanje live konden oefenen. Maar met name omdat Moskou en Berlijn - onder het mom van 'anti-communisme' en 'anti-fascisme' - gebruik maakten van het afleidend effect van sde Burgeroorlog om intern orde op zaken te stellen: de een zette vaart achter de herbewapening met het oog op de felbegeerde Lebensraum, de ander zuiverde genadeloos de partij. Beide dictators hadden dan ook geen haast om het pleit te beslechten. Sommige hedendaagse historici zijn de opvatting toegedaan dat Hitler en Stalin revolutionairen waren. Hoe en in welke mate dit precies het geval was in het Spanje van de jaren dertig ontpopten beide leiders zich tegenover de autonome revolutie van 1936-38 als onvervalste doodgravers. Bullock heeft er geen behoefte aan gehad dit laatste uit te werken. Zijn inlevingsvermogen ten aanzien van de opstandelingen van Warschau, in 1944, houdt evenmin over. De diplomatiek georiënteerde historicus lijkt de algemene militair-strategische belangen van Roosevelt, Churchill en Stalin beter te begrijpen.

Politieke carrières

De politieke weg naar de macht van Hitler en Stalin was nauwelijks denkbaar zonder de voor hun land zo dramatisch verlopen Eerste Wereldoorlog. En beiden hadden later het gelukkige toeval aan hun zijde. Hitler toen hij de macht door Von Papen in de schoot kreeg geworpen, Stalin door te profiteren van de vroege dood van Lenin. De Twee kwamen niet voort uit de traditionele economische of intellectuele elite en werden daarom als 'eenvoudige zonen des volks' door hun omgeving structureel onderschat (Trotski!). Toch was hun positie in de partij totaal verschillend, concludeert Bullock. De tien jaar oudere Stalin (1880-1953) had het voordeel dat de CPSU enkele jaren na 1917 al haar concurrenten reeds onschadelijk had gemaakt. En de rol van Lenins opvolger was in de jaren twintig dan die van zijn Duitse tegenvoeter, die anno 1923 zojuist een pijnlijk geflopte mini-putsch achter de rug had. Daar stond evenwel tegenover dat Hitlers positie binnen de NSDAP bijna van stond af aan onweersproken was en ook bleef, in elk geval tot in 1944. Hij was grondlegger, ideoloog, organisator en volksmenner in één. 

Stalin had voor het bereiken van de top een veel langere tijd nodig. Ten eerste vanwege de eeuwige schaduw van Lenin; Stalins optreden tijdens de Oktoberrevolutie was weinig tijdgenoten opgevallen en ook zijn  intellectuele prestaties waren niet bijzonder te noemen. met diens geforceerde landbouwcollectivisaties  en industrële gigantomanie (1929-1933) beoogde Stalin dan ook niet alleen Rusland een versnelde economische ontwikkeling (socialisme in één land) te laten doormaken. Tevens probeerde deze grenzeloos ambitieuze man hiermee zijn trauma uit 1917 te ontworstelen. Hoe drukte Stalin het zelf uit? Zonder zijn derde revolutie zouden de omwentelingen van 1905 en 1917 'zonder toekomst' zijn gebleven. De latere partijzuiveringen - waarbij de eliminatie van Strasser en Röhm verbleekten - plaatst Bullock eveneens binnen het kader van genoemde frustratie, zonder dat hij de Russische traditie, die zo rijk was aan samenzweringen en sabotage, uit het oog verliest. Hitlers paranoïde wantrouwen begon eigenlijk pas goed na de aanslag op zijn leven uit militaire kring in 1944 en bood hem de kans om al zijn frustrerende nederlagen op het slagveld anderen in de schoenen te schuiven. De oorspronkelijke weerzin binnen het bolsjewisme tegen een personalistische politiek was een tweede hinderpaal voor de naar erkenning smachtende Stalin. En dan moest nog rekening gehouden worden met concurrerende westerse stromingen als de sociaaldemocratie en later het trotskisme die een heel andere visie op het marxisme en het leninisme huldigden. De Stalin-cultus vereiste zodoende veel meer organisatie dan die rond Hitler, die een spontaner verloop kende. Maar toen de cultus in de Sovjet-Unie uiteindelijk in kannen en kruiken was, kon zij een vergelijking met de Führer-mythe goed doorstaan. beiden zagen om tactische redenen af van een gewelddadige machtsgreep. Zoals Stalin zijn communistische rivalen een voor een onschadelijk maakte binnen de bolsjewistische staatspartij (vanaf 1923), deed Hitler dit door concurrerende partijen (vanaf 1930) te slim af te zijn. Hij hamerde hierbij op het 'principe van de wettigheid' en hield het constitutionele decor zo veel mogelijk in stand. Stalin, die Lenins testament goed had gelezen, gebruikte het zogenaamde 'collectieve leiderschap' lange tijd als dekmantel.


Karakter

 

Voor wat betreft temperament waren Hitler en Stalin elkaars tegengestelden. Eerstgenoemde bleef zijn leven lang de 'kunstenaar-politicus', wars van vergaderingen en bestuurlijke zaken. Hij was ook neurotisch en vaak opmerkelijk aarzelend in zijn besluitvorming. De sphinxachtige Stalin was op en top een bureauman-bestuurder, met veel meer geduld en oog voor gedetailleerde beleidskwesties. Dit verschil in stijl weerspiegelde zich ook in het gegeven dat Stalin, anders dan de visionaire Oostenrijker, ten opzichte van het Westen wist hoe ver hij kon gaan (Korea, Berlijn). Op binnenlands terrein gold dit helaas niet. Maar hoe uiteenlopend ook qua karakter, de Twee gaven blijk van een imposante vastberadenheid waar het de einddoelen betrof. Dit sloot overigens systematisch opportunisme bepaald niet uit. De climax daarbij werd uiteraard bereikt met het Stalin-Hitler pact.

Tijdens de jaren 1941-45, toen de Twee rechtstreeks met elkaar geconfronteerd werden, bleken beide zelfbenoemde opperbevelhebbers opnieuw verrassende gelijkenissen te vertonen, zij het in verschillende episodes. Zo kreeg Stalin zijn bekende zenuwinstorting als gevolg van Hitlers aanval op 22 juni 1941 en Hitlers wereld, en die van vele Duitsers, viel ineen na het debâcle bij Stalingrad, bijna twee jaar nadien. Typerend was dat beide weigerden op cruciale ogenblikken opdracht te geven tot een noodzakelijke terugtocht, waardoor honderdduizenden Russen en Duitsers zonder veel moeite krijgsgevangen werden gemaakt. Aan adviezen van militaire specialisten - en van deskundigen in  het algemeen - lieten ze zich zelden iets gelegen liggen. Ook niet wanneer ze gewezen werden op de grote aantallen slachtoffers in eigen gelederen. Meedogenloosheid heette nu eenmaal een 'revolutionaire deugd'. 

Toch was er ook hun angst voor hetgeen zij hadden aangericht. Toen Hitler bij toeval geconfronteerd werd met een trein vol gewonden die naast eigen trein halt hield, gaf hij opdracht de rolgordijnen neer te laten. Angst was er ook voor het moderne in de kunst en er bestond een grote afkeer voor originele ideeën in het onderwijs en ten opzichte van de behandeling van criminelen. Hitler deed in de jaren dertig de experimenten van de Republiek van Weimar te niet.

Stalin maakte eveneens korte metten met progressieve opvattingen uit de jaren twintig, de 'goede jaren' van het bolsjewisme. 'Origineel' was de tweeling bovenal, aldus Bullock, doordat zij hun ideeën ook werkelijk ten uitvoer brachten en dit op een wijze die slechts weinig tijdgenoten voor mogelijk hielden.

Hoe omvattend Bullock de vergelijking heeft aangepakt blijkt ook uit de informatie die hij weet te geven over beider privé- en seksleven, dat op een armzalig pitje flakkerde. Niet verwonderlijk wellicht, gelet op hun extreme narcisme.

Af en toe onderbreekt de auteur zijn chronologisch relaas om de lezer kort maar kundig op de hoogte te brengen van verscheidene in gang zijnde theoretische debatten, met name aangaande nazi-Duitsland: intentionalisme versus functionalisme[structuralisme], monolithisme tegenover polycratie en de Historikerstreit. Ook dat is een pluyspunt van het boek. Prettig is verder dat de vertaling goed leesbaar is. Dat Bullock minder vertrouwd is met de Stalin-discussie blijkt volgens mij uit het zonder enig voorbehoud volgens van Robert Conquest terwijl diens 'standaardwerk' al jaren achtereen onder flinke internationale druk staat van Ruslandspecialisten als J.Arch Getty en G.T.Rittersporn en anderen. Zo wordt Conquests berekening van de hoeveelheid slachtoffers  uit de Stalintijd zwak onderbouwd en wordt hem eenzijdig bronnengebruik en 'Stalin-fixatie' verweten.

 

Doel en methode

 

Allan Bullock ziet de voornaamste overeenkomst tussen hitlerisme en stalinisme in hun functie en methode. 'Net als de joden onder de nazi's werden de koelakken (of wie daar door een plaatselijke ambtenaar of een rancuneuze buurman als zodanig werd bestempeld) uit de samenleving gestoten en tot Untermenschen verklaard. In beide gevallen ging het er niet om wat een koelak of jood gedaan had, maar om het simpele feit dat ze waren wie ze waren: leden van een verboden klasse of ras wie alle mensenrechten ontzegd waren' (5). De algemene gelijkenis tussen beide systemen is des te frappanter omdat de Sovjet-Unie en Duitsland qua historische achtergrond en cultureel peil juist sterk verschilden.

Bullock signaleert ook een markant onderscheid. Bij Hitler was er nooit, anders dan bij het communisme, een tegenstelling tussen doelen en middelen. Hij schrijft: 'De verdorvenheid in de kern van de nazi-ideologie zat in haar doeleinden. Overheersing, slavernij en uitroeiing zijn zelf verdorven, en zullen elke beweging die ze nastreeft, te gronde richten. De verdorvenheid in de kern van de communistische ideologie zat in de middelen waarvan ze zich bediende. Sociale rechtvaardigheid, meer vrijheid en gelijkheid en het bestrijden van uitbuiting en vervreemding zijn nobele, menswaardige doelstellingen. Ze werden noodlottig gecompromitteerd door de onmenselijke methoden die in de uitvoering werden toegepast'(6).

De twee hoofdverantwoordelijken voor tientallen miljoenen (oorlogs)slachtoffers in de periode 1930-50 vormen een 'unieke tweeling'. Na lezing van de studie van Bullock kan een ieder op gedegen gronden voor zichzelf vaststellen welk van deze twee woorden de meetse nadruk verdient.


Noten

1. Allan Bullock, 'Is history becoming a social science?' The case of contemporary history. The Leslie Stephen lecture (1976).

2. Alan Bullock, Hitler - Eine Studie über Tyrannei (1977), pp. 793-794.(Epiloog).

3. Alan Bullock, Hitler en Stalin; Parallelle levens (1991) (Oorspr. Hitler and Stalin; Parallel lives (1991).

4. Parallelle levens, p.xiii.

5. Ibidem, p. 292.

6. Ibidem, p. 440.