zondag 15 november 2015

HELMUT SCHMIDTS DWAALSPOOR

n.a.v. Sabine Pamperrien, Helmut Schmidt und der Scheisskrieg. Die Biografie 1918-1945 (2014).

In: Solidariteit, 15 november 2015.

 http://www.solidariteit.nl/extra/2015/herinneringen_als_dwaalspoor.html

Otto van de Haar
 

Helmut Schmidt, voorheen bondskanselier en Wehrmacht officier


Herinneringen als dwaalspoor

Helmut Schmidt - bondskanselier, 1974-1982 – vocht als officier in Hitlers Wehrmacht. Hij deed dat, naar eigen zeggen, niet als nazi, maar als "patriot" en uit "plichtsbesef". Hij was vanaf 1933 lid van de Hitlerjugend, maar dat was volgens hem "onpolitiek". Tot het eind streed hij voor de Duitse overwinningen, maar "diep van binnen" voorvoelde hij de nederlaag van het Derde Rijk al in een vroeg stadium.
Historica en juriste Sabine Pamperrien heeft al Schmidts beweringen, brieven en interviews systematisch onderzocht en kritisch tegen het licht gehouden. Veel blijkt haaks op de historische feiten te staan.


Scholingsleider Hitlerjugend

Als middelbare scholier bezocht de jonge Helmut de zogenaamde Lichtwarkschule in Hamburg. Dit was een bijzonder schooltype. Er werd meer aandacht besteed aan muziek, literatuur, bouw- en schilderkunst en debatteren dan aan vakken als wiskunde of fysica. Er werd lesgegeven op basis van tolerantie, antimilitarisme en pacifisme. De school was ontstaan als reactie op de Grote Slachting van 1914-1918. Geen verrassing dan ook dat een relatief groot deel van de studenten betrokken raakte bij het Duitse verzet tegen Hitler, zoals die Weisse Rose.
oster HitlerJungendHelmut Schmidt koos een andere weg. Kort na de Machtergreifung van de nazi’s op 30 januari 1933 werd Schmidt lid van de Hitlerjugend. In zijn herinneringen stelt hij dat de meeste van zijn medescholieren hetzelfde deden of besloten. Schmidt wil maar zeggen: 'Ik was een kind van mijn tijd.' Pamperrien plaatst hier een vraagteken bij. Want nog in 1935, de gelijkschakeling was al aardig gevorderd, had van de scholieren van de Lichtwarkschule zich 'slechts' 34 procent aangesloten bij de Hitlerjugend, terwijl het gemiddelde op 62 procent lag.
Over zijn tijd bij Hitlers jeugdbeweging is Schmidt in zijn terugblikken weliswaar open en zelfs enthousiast, maar hij doet het voorkomen alsof hij zich alleen bezighield met de onderdelen roeien en zeilen. De nazi-ideologie herinnerde hij zich nauwelijks. Zo kon hij nog in de jaren negentig beweren dat hij een "onpolitieke jeugd" had gekend. Opmerkelijk aangezien de jonge Helmut, aldus Pamperrien, destijds scholingsleider was bij de Hitlerjugend. In die hoedanigheid behandelde hij diverse nationaalsocialistische (martelaar)legendes, zoals Hitlers Bierkellerputsch (1923) en de Röhmputsch (1934).
In 1937 verliet Helmut als negentienjarige de middelbare school. Bij het eindexamen, schrijft Pamperrien, moest je aantonen dat je kennis had genomen van de volgende 'klassiekers': Hitlers Mein Kampf uiteraard, Aufbau einer Nation (Hermann Göring), Gedanken und Erinnerungen (Otto von Bismarck), Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts (Alfred Rosenberg), Der Ordensstaat (Heinrich von Treitschke) en voor de zekerheid ook nog werk van een chrístelijke antisemiet, Maarten Luther (Flugschriften). Kon je dat niet, dan had je een onvoldoende te pakken. Schmidt slaagde met klinkende rapportcijfers.

Van Tsjecho-Slowakije naar Leningrad

Eind jaren dertig maakte Schmidt, die behalve over een grote intelligentie ook over onbetwiste leiderscapaciteiten beschikte, vlot carrière in de Wehrmacht. Zo gaf hij reeds op jonge leeftijd orders aan manschappen die veel ouder waren dan hij. Met zijn Flakregiment (Flug Abwehr Kanone) was hij in 1938 betrokken bij de inval in Tsjecho-Slowakije. Behalve de Wehrmacht trokken ook de Einsatzgruppen van de SS de grens over en nam de terreur tegen de Joden, deels gesteund door de lokale Duits sprekende inwoners, een aanvang. Voor zijn inzet ontving Schmidt de Erinnerungsmedaille an den 1.10.1938. Pamperrien wist het bewijs voor deze ereplak op te diepen uit de archieven. Schmidt heeft kennelijk nooit de behoefte gevoeld hierover mededelingen te doen.
In diezelfde oktobermaand van 1938 werden de Joden in heel Duitsland getrakteerd op een Rijkspogrom waarbij honderd doden vielen en her en der godshuizen in brand werden gestoken. Heeft Schmidt hiervan iets meegekregen? Zijn antwoord luidt ontkennend, maar Pamperrien acht dit hoogst onwaarschijnlijk. Moordpartijen op Duitse Joden en brandstichtingen onder aanvoering van de SA deden zich voor binnen een straal van twee kilometer van de Wehrmachtkazerne in Bremen-Noord waar Schmidt destijds gelegerd was. Tijdens zijn Britse krijgsgevangenschap in 1945 (in België) wijdde hij in zijn "Notities" vier woorden aan het jaar 1938 "Schaamte over de Jodenvervolging". Vast en zeker welgemeend, maar pas opgetekend toen de oorlog verloren was.
In al zijn latere uitspraken over 1938, schrijft Pamperrien, is hij nooit meer op de gebeurtenissen uit dat jaar teruggekomen. Dat mag zo zijn, Pamperrien had best mogen vermelden dat Helmut Schmidt in 1977 als (eerste) bondskanselier het arbeids- en vernietigingskamp Auschwitz heeft bezocht. Toen Duitsland in 1941 de Sovjet-Unie aanviel, was Schmidt met zijn Flakabteilung nauw betrokken bij het beleg van Leningrad dat, naar schatting, een miljoen inwoners niet zouden overleven. Zij stierven de hongerdood. Nergens blijkt dat Helmut Schmidt afschuw heeft gekend over deze gebeurtenis. Hij heeft niets gezien of gehoord, wat Pamperrien ongeloofwaardig acht.

'Karaktervolle rede' Göring

Op 30 januari 1943 - tien jaar na de succesvolle Machtergreifung - hield de tweede man van het Derde Rijk, Hermann Göring zijn Stalingradrede, waarin hij zich genoodzaakt zag de Duitse bevolking in lijn te brengen met de zich aftekenende nederlaag. Normaal gesproken nam Adolf Hitler deze jaarlijkse herdenkingsspeech graag voor zijn rekening, maar der Führer liet zich ditmaal verontschuldigen omdat hij, vanuit de Wolfschanze in Oost Polen, (over)belast was met de coördinatie van de troepen aan het Oostfront.
itelpaginaHet lot, zei Göring tegenover een select gezelschap in het Rijksluchtvaartministerie in Berlijn, had bepaald dat het Nordische, Germaanse ras de drager was van de hoogste Kultur en de hoogste menselijke waarden en dat deze verdedigd moesten worden tegen het bolsjewisme van de inferieure Slaven. Doordat de Duitse opofferingsgezinde troepen bij Stalingrad vele tientallen Russische bataljons wisten vast te houden, zou Duitsland, daar bleef Göring ten volle van overtuigd, alsnog de Endsieg kunnen behalen. Alle Duitsers moesten deze Heroenkampf als lichtend voorbeeld nemen. Duitsland vocht bij Stalingrad met eigen bloed tegen het bolsjewisme en voor de Europese belangen. Over duizend jaar zou iedere Duitser het woord 'Stalingrad' nog met heilig ontzag (moeten) uitspreken. Göring trok een historische 'parallel' met de Slag bij Thermopyle in Griekenland (480 jaar voor het begin van onze jaartelling). Toen hadden de moedige Spartanen (ook) tot de laatste man gevochten tegen een overmacht van (inferieure) Perzen.
Helmut Schmidt noteerde in zijn dagboek: "Karaktervolle rede van Hermann Göring op 30 januari. In Hamburg 's avonds luchtalarm. Loki [Schmidts hartsvriendin] is erg bezorgd, omdat ik weer naar het front wil gaan."

Von Stauffenberg begrijpt het niet

Op 20 juli 1944 vond de aanslag op Hitler plaats onder leiding van Claus von Stauffenberg en anderen. Deze mislukte. Von Stauffenberg en nog drie van zijn medestrijders werden kort daarop gepakt en ter plekke doodgeschoten. De overige betrokkenen, onder wie Ulrich von Hassell, konden pas later gearresteerd worden en in de herfst van dat jaar volgde het ‘proces’, waarbij ook zij ter dood werden veroordeeld. Schmidt was aanwezig bij de zitting van 7 september 1944. Voor hem vormde dit showproces, liet hij zijn lezers na de oorlog weten, een "sleutelmoment" in de ontluistering van Hitlers regime. Kan zijn, maar nog in januari 1945 stond Schmidt klaar om naar het front te gaan.
Kort na de capitulatie van Duitsland vond Helmut Schmidt een brief van de weduwe van Ulrich von Hassell op zijn deurmat, waarin zij hem verzocht zijn indrukken te willen weergeven over haar man tijdens genoemd 'proces'. In een reactie aan de weduwe sprak Schmidt zijn hoogachting uit over de houding van Von Hassell, maar meer ook niet. Sterker nog, hij las de aanslagplegers die een afschuwelijke dood waren gestorven en al het mogelijke hadden gedaan wat onder totalitaire (oorlogs)omstandigheden mogelijk was, op hondsbrutale wijze de les: Ze hadden naar zijn oordeel "te aarzelend en niet met de allergrootste concentratie" gewerkt. Nee, dan de plichtsgetrouwe patriot Herr Schmidt aan het front.
Terzijde, een flink aantal van deze extreem-nationalistische verzetsmensen van de 20ste juli hadden voordien Hitlers escapades soms gedeeltelijk, maar vaak voluit, ondersteund. En hun toekomstvisie had weinig met een pluriforme democratie te maken.

Op de bres voor de ex-Waffen-SS

Meteen na de oorlog werd Schmidt lid van de SPD en bouwde ook daar, net als binnen de Wehrmacht, snel een carrière op. Zoals bekend, waren de socialisten tot eind jaren vijftig officieel gekant tegen de Duitse herbewapening. Schmidt niet. In de Hamburger Anzeiger van 28 januari 1955 liet hij, inmiddels gekozen in het West-Duitse parlement, optekenen: "Let op wat ik zeg: Ik ben de eerste afgevaardigde die zich vrijwillig meldt bij een reserveoefening van de toekomstige strijdmacht." Gevraagd naar het waarom van deze uitspraak, antwoordde Schmidt dat hij als sociaaldemocraat zodoende "invloed" kon uitoefenen.
Gewapend met dit argument was Schmidt meer dan eens als spreker te vinden op bijeenkomsten van de HIAG (Hilfsgemeinschaft auf Gegenseitigkeit), het Veteranenverbond van de Waffen-SS waarvoor hij groot begrip opbracht. Dit verbond dat zich graag neutraal voordeed, vertegenwoordigde 300.000 man. In 1957 hield Schmidt een speech op een bijeenkomst van de voormalige Waffen-SS: "Ik heb zelf als eerste luitenant de oorlog in het Oosten meegemaakt en ik aarzel niet mijn kameraden van de Waffen-SS te verklaren: wanneer wij destijds in Rusland wisten, links of rechts van ons of voor ons ligt een divisie van de Waffen-SS, dan konden we rustig slapen."
Nog midden jaren zestig liet hij het Veteranenverbond schriftelijk weten dat hij zich ook in toekomst in de Bondsdag voor "gelijkberechtiging" zou blijven inzetten. Dat wil zeggen, dat oud-Waffen-SS'ers net als voormalige 'gewone' Wehrmachtsoldaten zouden worden behandeld en op een financiële vergoeding moesten kunnen rekenen.
Aan de basis van de SPD werden ze dit geflirt met ex-Waffen-SS'ers langzamerhand spuugzat en het partijkantoor raakte bedolven onder de protestverklaringen. Het voornaamste argument hierbij was de schandelijke onderdrukking van en de moord op de sociaaldemocraten onder Hitler, iets wat Schmidt maar moeilijk over de lippen kreeg. Pas in 1981 was de leiding van de SPD zover om de contacten met de HIAG onverenigbaar met het partijlidmaatschap te verklaren. De praatgrage Schmidt hield zich stil.
In 1995 vond in Duitsland de Wehrmacht tentoonstelling plaats die een schok teweegbracht, aangezien bleek dat ook Wehrmachtsoldaten tot over hun dienstoren betrokken waren bij de uitvoering van Hitlers ideologie. Zo kwam er toch nog een 'gelijkstelling' met de Waffen-SS, maar niet zoals de HIAG gemeend had. Wat Helmut Schmidt van deze tentoonstelling vond, is niet overgeleverd.
Als punt van kritiek op deze gedegen en waardevolle studie van Pamperrien zou ik tot slot willen wijzen op de geringe aandacht die zij besteedt aan het afschuwelijke Britse bombardement op Schmidts geboortestad Hamburg en de even afgrijselijke massale Sovjet-Russische verkrachtingen van Duitse vrouwen op het eind van de oorlog. De bevrijding van Duitsland kwam niet op kousenvoetjes.