zaterdag 1 februari 1997

UIT DE BUIK VAN HET BEEST


n.a.v. Nicolas Werth en Gael Moullec, Rapport secrets soviétiques;
La société russe dans les documents confidentiels 1921-1991 (1994).

In: Tijdschrift voor Geschiedenis (nr.1) februari 1997.

Otto van de Haar

UIT DE BUIK VAN HET BEEST


 

Tot de meer originele boeken die de laatste tijd over de Sovjetperiode in de Russische geschiedenis op de markt zijn gebracht behoort dat van de historici Nicolas Werth en Gaël Moullec. Eerstgenoemde publiceerde al vaker over de Sovjet-Unie, waaronder een studie over het dagelijks leven van de boeren tussen 1917 en 1929. Moullec voltooit op dit moment zijn dissertatie over het kader van de sovjet-communistische partij in de jaren dertig.


 
 

Recentelijk selecteerden beide vorsers uit verschillende stads-en regioarchieven van het oude communistische partij-en staatsapparaat in totaal driehonderdvijftig documenten. Vrijwel allemaal dragen ze het stempel 'strikt vertrouwelijk'. Ze zijn namelijk opgesteld door partijleden, kamphoofden en de politieke politie. Minutieus worden de reactie (of het gebrek eraan) op de overheidsdecreten in kaart gebracht om vervolgens doorgespeeld te worden aan de hoogste organen van hert land. Zodoende krijgt de lezer een 'niet-officiële' en dus vaak onthullende kijk op de partij-staat, de maatschappij en hun onderlinge relatie. Dat deze verzameling documenten een 'corpus cohérent' vormt, zoals op de omslag staat vermeld, gaat overigens wat ver.
Werth en Moullec hebben de geheime berichten thematisch ondergebracht in hoofdstukken met trefzekere titels als 'ordre et désordre', 'classes laborieuses - classes dangereuses', 'pouvoir et réligion' en 'l'autre monde'.
Uit deze andere wereld stamt een verslag van de kampchef uit Norielsk uit 1952 met een veelzeggende passage. Hij meldt aan zijn superieuren van de Goelag, het Sovjet strafsysteem, dat in zijn kamp het sterftecijfer van de gedetineerden lager ligt dan dat geautoriseerd door het centrale Plan: 5,2% tegen 8,4%. Een opgediept rapport uit 1932 stemt eveneens tot nadenken. Het is gericht aan de Centrale Controlecommissie en gaat in op de situatie van gedeporteerde gezinnen in Magnitogorsk. Met boekhoudkundige precisie wordt gesteld dat in de laatste drie maanden van het voorafgaande jaar 775 kinderen zijn gestorven: '0-3 jaar: 591 kinderen  3-8 jaar: 174 kinderen   8-14 jaar: 10 kinderen'. In percentages: 80%.
In de periode Chroesjtsjov (1954-1964) werd het merendeel van de kampen ontmanteld. Werth en Moullec onderstrepen overigens dat dit besluit voornamelijk voortvloeide uit het besef dat de kampen in economisch opzicht - door onvoldoende investeringen - een blok aan het Sovjetbeen waren geworden. En dus zeker niet op de eerste plaats voortkwam uit politiek-morele motieven. Daarbij kwam nog iets. Begin jaren vijftig liep de situatie binnen de kampen ernstig uit de hand aangezien rivaliserende etnische bendes hun kamplot, aldus verschillende alarmerende rapportages, in eigen hand dreigden te nemen. Typerend voor de wanordelijke situatie in het land waren eveneens grootscheepse ontvluchtingen uit de kampen en koloniën, om van de massale migratie van werkzoekenden in het land maar te zwijgen. 
Niet alleen staatsterreur en chaos echter waren volgens de schrijvers kenmerken uit de Stalintijd. Ook vond er - meestal passief - verzet plaats. Daarvan getuigen onder andere twee documenten uit 1939 die de heftig verontwaardigde reacties van werknemers uit Moskou op de beruchte arbeidswet van 28 december 1938 tot onderwerp hebben.
Werth en Moullec hebben naast het presenteren, introduceren, becommentariëren en annoteren van zeventig jaar 'inside information' nog een ambitie. Op grond van hun onderzoek bepleiten ze in hun inleiding een 'theoretisch' compromis tussen de zogenaamde totalitaristische en revisionistische school, die naar bekend lijnrecht tegenover elkaar staan. Zij benadrukken dat de verdienste van de totalitaristen is gelegen in het onderlijnen van de fysieke Terreur van het regime. Dit aspect wordt door revisionisten nogal eens onderschat. Daar staat echter tegenover dat het totalitaristische credo van een perfect draaiende en almachtige partijmachine volgens Werth en Moullec veel minder met de realiteit uitstaande had. Alleen al de geografische omvang van het Sovjetrijk zet een dergelijke gedachtegang op losse schroeven. De revisionisten van hun kant hadden veel meer oog voor het dysfunctioneren van de partij-en staatsbureacratie en toonden in het verlengde hiervan ook aan dat de bevolking veel minder geatomiseerd was dan lange tijd van totalitaristische zijde voor waar werd gehouden. Vooral de documenten over de niet aflatende rol van de religie in dezen spreken duidelijke taal.
De incoherentie van het boek ligt in het feit dat een, zij het beperkt, aantal documenten - hoe interessant en publicabel op zichzelf ook - weinig te maken heeft met de door Werth en Moullec aannemelijk gemaakte noodzaak tot een vergelijk. Deze onevenwichtigheid heeft uiteraard alles te maken met het ontbreken van een heldere prioriteitstelling: òf we beperken ons tot het publiceren van gevarieerde documenten als spiegel van de sovjetmaatschappij. Dat is tenslotte ook waar de ondertitel op duidt; òf we leggen het accent op het noodzakelijk geachte 'theoretische' vergelijk. Ondanks deze onevenwichtigheid biedt het boek, door een originele keuze van de documenten, een verrassende blik in de buik van het monster.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten