donderdag 1 november 2012

Interview n.a.v. de Biografie van Ulrike Meinhof.

Vraaggesprek met Otto van de Haar over diens biografie: Ulrike Meinhof. Terroriste voor een betere wereld (2012).

Hoe ze dacht en handelde

Harry Peer

Het boek Terroriste voor een betere wereld is geschreven op verzoek van uitgever Perry Pierik als onderdeel van de biografiereeks van uitgeverij Aspekt. De leidraad is hoe Meinhof zelf dacht en handelde, en waarom, dus niet hoe je over haar moet denken. Naarmate Meinhof meer werd opgeslorpt door het collectief, vanaf 1968-1969, bleef van haar strikt persoonlijk leven uiteraard steeds minder over. 

Afbeelding boekomslag biografie

 

 

 

 

 

Er is nog niet zo lang geleden een biografie over Ulrike Meinhof verschenen van Jutta Ditfurth. Wat heb je nog toe te voegen? Heb je nieuwe gegevens ontdekt?

De laatste vijf, zes jaar zijn verschillende biografieën van Meinhof in Duitsland verschenen, waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt. Naast Jutta Ditfurth, Ulrike Meinhof. Die Biographie, waren dat: Kristine Wesemann, Ulrike Meinhof. Journalistin. Kommunistin. Terroristin en Katriina Lehto-Bleckert, Ulrike Meinhof. Ihr Weg zur Terroristin en niet te vergeten het zeer kritische boek van Meinhofs dochter Bettina Röhl, So macht Kommunismus Spass! Ulrike Meinhof, Klaus Rainer Röhl und die Akte Konkret.

Het boek van Ditfurth uit 2007, dat een paar jaar terug in het Nederlands werd vertaald, is veel gedetailleerder dan het mijne, maar het gaat mank aan overidentificatie. Zo wordt, om maar een voorbeeld te noemen, Meinhofs bewondering voor Mao Zedong totaal niet geproblematiseerd en is enige empathie met de slachtoffers van de Rote Armee Fraktion (RAF) ver te zoeken. Bovendien bagatelliseert zij het feit dat er een bittervijandige relatie groeide tussen Ensslin en Meinhof die ertoe bijdroeg dat de laatste in 1976 de hand aan zichzelf sloeg. Bovendien is Ditfurth verbluffend humorloos.

Ik voeg verder nieuwe gegevens toe uit biografieën van de bekende RAF-advocaat en latere minister van Binnenlandse Zaken Otto Schily, van de roemruchte RAF-leidsman Andreas Baader en van de Joodse procureur-generaal Fritz Bauer, de grote initiator van de Auschwitzprocessen. Verder is er aandacht voor het omstreden boek van Götz Aly: Unser Kampf - 1968. Ein irritierter Blick zurück, dat de Duitse studenten van toen probeert weg te zetten als 'nazi's'. Ook komen de uitspraken aan de orde van de befaamde Franse intellectueel Raymond Aron (een kennis van Henry Kissinger) inzake Vietnam. Axel Springers artikelenbundel Aus Sorge um Deutschland kon ik natuurlijk evenmin laten liggen.
Behalve dat ik uiteraard inga op het journalistieke werk dat Meinhof al vanaf 1959 verrichtte, is er in mijn boek uitgebreid aandacht voor haar traktaten en brieven uit "das info" (intern communicatieblad dat circuleerde tussen de verschillende strafinrichtingen waar RAF-leden zaten opgesloten), die zij tijdens haar illegaliteit en haar gevangenschap op papier zette. Veel biografen gaan hier nauwelijks op in, kennelijk vanuit de gedachte dat het werk van een 'foute terroriste' niet van belang is. De schandelijke rol van de Verfassungsschutz, de Duitse AIVD - die ook vandaag de dag niet ophoudt met schandalen te produceren - blijft ook niet onbesproken.
Terloops sta ik stil bij de Nederlandse situatie, zoals met betrekking tot het showproces tegen het Nederlandse RAF-lid Ronald Augustin en de afschuwelijke 'behandeling' die hij kreeg in zijn Duitse cel.

Tekening portret Ulrike Meinhof
Ulrike Meinhof(1934-1976)

In de boeken die je noemt, mis ik Der Baader-Meinhof Komplex van Stefan Aust.

Dit journalistieke standaardwerk verscheen voor het eerst in 1985 en is sindsdien een paar maal in aangepaste vorm herdrukt (voor het laatst in 2008). Natuurlijk heb ik dat boek ook gebruikt. Je moet wel beseffen dat een biografie van Meinhof iets anders is dan de geschiedenis van de Baader-Meinhof Groep. Ik moest er dus voor oppassen om niet allerlei zijkanalen te gaan bevaren.
Een bezwaar dat je tegen het boek van Stefan Aust kunt inbrengen, is het ontbreken van een bronvermelding. Het is ook wel wat sensationeel van aard, theorie-arm en gefixeerd op het geweldsaspect, om over de gelijknamige film nog maar te zwijgen.
Aust heeft in 1970 de twee kinderen van Ulrike Meinhof weggehaald uit Sicilië, waar zij door de RAF waren verstopt. Meinhof lag in scheiding. Ze wilde niet dat Bettina en Regine bij hun vader Klaus Röhl zouden gaan wonen. Hij misbruikte zijn kinderen namelijk. Peter Homann, de vriend van Meinhof die na een knokpartij met Andreas Baader uit de RAF werd gezet, heeft die geheime verblijfplaats toen doorverteld aan Stefan Aust. Zowel Homann als Aust zijn naar eigen zeggen met de dood bedreigd door de RAF. De persoonlijke betrokkenheid van Stefan Aust heeft zijn boek uiteraard beïnvloed.

Heb je een specifieke Nederlandse kijk op de politieke verhoudingen en het optreden van de RAF in de Bondsrepubliek (BRD) in de jaren zeventig van de vorige eeuw?

Mijn indruk is dat veel Nederlandse Duitslandexperts, wier degelijk werk ik hoog heb zitten, een te positief beeld schetsen van de geschiedenis en de actualiteit van de naoorlogse Bondsrepubliek. Het heeft iets weg van een vereniging van 'Sympathisanten van de Bondsrepubliek'. Over de betrokkenheid van Willy Brandt bij de luchtterreur in Vietnam, of de rol van Angela Merkel bij de wapenhandel met Saoedi-Arabië zul je in Nederlandse publicaties weinig vinden. Of neem zo'n figuur als Helmut Kohl met zijn 'erewoord' aan zijn geldschieters uit het Duitse bedrijfsleven. Volstrekt illegaal en een dodelijke aanval op de democratie op het hoogste niveau. Sommige kritische studies over de Duitse maatschappij worden in Nederland gewoon niet gerecenseerd, met als argument dat er geen Nederlandse vertaling van bestaat.

Poster Internationaler Vietnam-Konferenz

Het is trouwens een wijdverspreid misverstand dat de RAF alleen in de jaren zeventig actief was, zoals jij kennelijk ook veronderstelt. Na de moorden op topbankier Jürgen Ponto, de voor de precaire gevangenisomstandigheden verantwoordelijk gehouden procureur-generaal Siegfried Buback en werkgeversbaas en oud SS-terrorist Hanns-Martin Schleyer (alle drie in 1977) heeft de RAF haar aanslagen voortgezet: Alexander Haig (1979, mislukt), Frederick Kroesen (1981), Ernst Zimmermann (1985), Karl Heinz Beckurts en Gerold von Braunmühl (beiden in 1986), Alfred Herrhausen (1989), Detlev Rohwedder (1991) en Michael Newrzella (1993). In het bloedige universum van de Rote Armee Fraktion ging het hierbij om "moreel minderwaardige heersersfiguren". Overigens, er werden ook verscheidene 'kleintjes' omgelegd door de RAF, iets wat hun op een zee van kritiek kwam te staan uit linkse hoek om over rechts maar te zwijgen.
Pas in 1998 heeft de RAF officieel de strijdbijl begraven. De meeste RAF-leden zijn ingerekend, hebben hun staf uitgezeten of zijn vervroegd vrijgelaten en hebben het veroorzaakte leed veelal betreurd en hebben toegegeven dat hun 'revolutionaire project' is mislukt.

Onderschrijf je de opvatting van Heinrich Böll die de daden van de RAF-politiek legitiem noemde, al noemde hij ze ook illegaal.

De wijze waarop Heinrich Böll (1917-1985) de naoorlogse Bondsrepubliek - waarin het fascisme nog smeulde - hekelde, vind ik boeiend en leerzaam, evenals zijn kritiek op de toenmalige sociaaldemocratie en de duistere kanten van de kapitalistische democratie. In 2009 verscheen "Het Wonder Bondsrepubliek" met daarin twintig portretten van vooraanstaande Duitsers. De Nederlandse recensenten waren verrukt. Onnodig te zeggen dat uitgerekend Heinrich Böll niet door de ballotage was gekomen. Diens politieke analyses waren scherp en helder, een beetje vergelijkbaar met die van Mario Vargas Llosa.

Valt er iets te leren van jouw biografie over Ulrike Meinhof ter duiding van het terrorisme van fundamentalistische moslims sinds het begin van deze eeuw?

Wat opvalt is dat het 'terrorisme van onderaf' door orthodoxe moslims steeds meer onschuldige slachtoffers eist. Het lijkt een zwakke echo van de 'normale oorlogen', waarbij ook een toenemend aantal burgerslachtoffers valt. Denk ook aan de twee wereldoorlogen. De aanslag op de Twin Towers van '9/11' (drieduizend doden) is een helder voorbeeld, ook al heeft Amerika-kenner Maarten van Rossum gemeend deze tragische gebeurtenis te moeten bagatelliseren. Vergeleken hiermee was de de RAF vele malen terughoudender. Het totaal aantal door de RAF in een kwart eeuw veroorzaakte doden komt op 34. Zijzelf verloren ongeveer hetzelfde aantal personen.
Herinner jij je nog de verschrikkelijke aanslagen in Madrid (2004) en Londen (2005) met vele honderden doden en een veelvoud aan gewonden? Ik weet niet zo snel een Nederlandse terrorisme-expert te noemen die naar aanleiding hiervan een directe link durfde te leggen met het Westerse optreden in Irak. Iets vergelijkbaars speelde zich af tijdens de Vietnamoorlog. Met dit verschil dat de in West-Duitsland werkzame Vietnamezen zich rustig hielden; het was de RAF die in dat gat sprong.

Wat vind je van Meinhofs oordeel over de betekenis en de herdenking na de Tweede Wereldoorlog van de bomaanslag op Hitler door Von Stauffenberg en anderen?

Ik ga niet alles verklappen wat in het boek te lezen valt. Wat mij bij het schrijven hierover als inspiratie heeft gediend, is de befaamde uitspraak van mede-samenzweerder Henning von Tresckow die hij deed vlak voor de bomaanslag van 20 juli 1944. Von Tresckow stelde dat deze 'hoe dan ook' moest plaatsvinden - ook al stond de Duitse bevolking er totaal niet achter. Het ging erom de wereld te laten zien dat het Duitse verzet het had aangedurfd. Het is toelaatbaar een parallel te trekken met de bomaanslagen van de 'Baader-Meinhof Bande' op de Amerikaanse militaire inrichtingen in de Bondsrepubliek tijdens het hoogtepunt van de bombardementen op Vietnam in 1972. Ook in dat jaar stond de Duitse bevolking er totaal niet achter. In beide gevallen overheerste bij deze 'vrouwen en mannen van de daad' een bijna wanhopig moreel appel de moordmachine te stoppen.
Bovendien, hoe onappetijtelijk of weerzinwekkend je Andreas Baader ook mag vinden, het is toch een schatje in vergelijking met de adellijke (ex)nazi Von Stauffenberg die akkoord ging met de Duitse aanval op West-Europa en met de grootschalige Duitse moordpartijen in Polen.

Velen waren destijds het meest ontzet over de moord op werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer. Hij werd dood in een kofferbak teruggevonden in Mulhouse 1977. Schleyer bleek een ijverige SS'er te zijn geweest. Werd hij door de RAF om die reden bewust uitgekozen?

Volgens mij niet, in elk geval niet in de eerste plaats. Wat mij opviel bij het lezen van Meinhofs publicaties uit haar tijd in de ondergrondse en de gevangenis (1970-1976) is dat het Derde Rijk hierin helemaal niet meer zo'n voorname rol speelde in vergelijking met haar legale journalistieke periode. Schleyer, die veelvuldig op de televisie te zien was, werd allereerst ontvoerd omdat hij een symboolfiguur was van de internationale macht van het BRD-kapitaal. Schleyer heeft zijn agressieve visie op de vakbeweging neergelegd in het boek Das soziale Modell waarop ik in mijn biografie kort inga.

Hoe verklaar je dat de Duitse autoriteiten zo disproportioneel repressief reageerden op Meinhof/de RAF? Vroegere nazi's die verschrikkelijke misdaden op hun geweten hadden, liepen vrij rond en op de RAF werd extreem hard gereageerd? Werkte die repressie van de overheid het geweld van de zijde van de RAF niet in de hand?

Ik geloof niet zo in een Duitse Sonderweg. Overal in de wereld waar autoriteiten onder serieuze druk komen of kwamen, is of was de reactie 'disproportioneel repressief' zoals jij het kenschetst. Vijftig doden ten gevolge van een arbeidersopstand in 1953 in de DDR, in 1961 werden in Parijs onder leiding van (ex)nazi Maurice Papon naar aanleiding van een grote protestmars 150 mensen naar de andere wereld geholpen en in het Zuid-Afrika anno 2012 worden 34 protesterende mijnwerkers doodgeschoten.

Ik heb de indruk dat er in de beginperiode van de RAF wel een zeker begrip, zelfs sympathie bestond voor het optreden van de RAF, het was immers gericht tegen de hulp die de Duitse autoriteiten verleenden aan de door de Amerikanen gevoerde oorlog in Vietnam. Klopt dat? Waarom is het daarna ontspoord?

Aanvankelijk bestond er enige sympathie voor de acties van de RAF. Deze werden eerder politiek dan als crimineel beschouwd. En toen het RAF-lid Petra Schelm, een meisje van twintig jaar, in 1971 onder dubieuze omstandigheden door de politie werd doodgeschoten, stonden maar weinigen te juichen. De sympathie dan wel empathie nam snel af, nadat er doden en gewonden vielen bij bomaanslagen en schietpartijen. Terzijde, de veruit bloedigste aanslag in de geschiedenis van de Bondsrepubliek vond plaats in 1980 in München: 13 doden en meer dan 200 gewonden onder wie een meisje van zeven en een jongetje van zes. De dader heette Gundolf Köhler en hij was lid van de extreemrechtse pro-NPD Wehrsportgruppe van Karl-Heinz Hoffmann.

Tekening Isolationshaft is Folter

Kun je het handelen van de jonge RAF-leden opvatten als een soort afrekening met de vorige generatie van door het nationaalsocialisme besmette Duitsers?

Wat Meinhof betreft, zij prees zich ten onrechte lange tijd gelukkig uit een gezin te komen dat a-typisch was voor Duitsland. In 1969 kreeg zij via haar oom materiaal onder ogen waaruit bleek dat haar vader vanaf mei 1933 NSDAP-lid was geweest. Voor Ulrike Meinhof had het nationaalsocialisme nu 'een gezicht' gekregen. In het openbaar heeft zij zich nooit uitgelaten over deze onthulling. Papa Meinhof had zich dus bepaald niet verzet tegen de ontspoorde staat. Ulrike Meinhof zou het anders aanpakken.
Maar we moeten ons, denk ik, niet blindstaren op het nationaalsocialisme. Eind jaren zestig sprongen Gudrun Ensslin, Andreas Baader, Ulrike Meinhof, Astrid Proll - die later de RAF vorm gaven - op moedige wijze in de bres voor het lot van weeskinderen in (katholieke) tehuizen die daar werden mishandeld en misbruikt. Meinhof en anderen hebben hen aangezet zich te weren en te revolteren en ze heeft hier ook nog een film over gemaakt.
Als je wilt zoeken naar de wortels van de Rote Armee Fraktion zou je het boek van Peter Wensierski niet mogen overslaan: Schläge im Namen des Herrn. Die verdrängte Geschichte der Heimkinder in der Bundesrepublik (2006).

Slotvraag: Hoe zou Ulrike Meinhof antwoorden op de vraag of het 't allemaal waard is geweest?

Je bedoelt als Ulrike Meinhof zou terugkeren op aarde? Dat lijkt me meer iets voor een theaterstuk. Haar een beetje kennende, zou ze allereerst een sigaret opsteken en vervolgens vooral op de actualiteit en de veroorzakers van de crisis in Europa ingaan. En natuurlijk zou ze haar kinderen opzoeken. De wat stille Regine zou ze direct omarmen. Met haar dochter Bettina zou het contact wel wat stroever op gang komen. Bettina schreef namelijk, zoals ik zei, een zeer kritisch boek over haar 'terroristenmoeder'.

Otto van de Haar, Ulrike Meinhof - Terroriste voor een betere wereld, 248 pp. Met illustraties, naamregister en bijlage (Stammheim-bibliotheek). 18 euro 95. Uitgeverij Aspekt.

zondag 1 februari 2009

n.a.v. J. Dittfurth, Ulrike Meinhof - Die Biographie.

n.a.v. J. Ditfurth, Ulrike Meinhof - Die Biografie.

in: Le Monde Diplomatique, februari 2009 

[zonder titel] 

Otto van de Haar

Qu'est-ce qui a amené la célèbre "terroriste pour un monde meilleur" Ulrike Meinhof (1934-1976) à opter pour la lutte armée et à envisager de faire des victimes dans la population civile? Jutta Ditfurth insiste sur la perte totale de confiance dans l' "ordre démocratique libre". Meme lorsque la République fédérale d'Allemagne entreprit de juger de vieux nazis, des enquêtes furent trop souvent contrecarrées. Mais le principal catalyseur vint des images de la terreur aérienne américaine contre la population vietnamienne. Meinhof en fut d'autant plus désillusionné que le Parti social-démocrate soutenait cette politique.

D'autres événements la traumatisèrent: les assassinats de Martin Luther King, de Robert Kennedy et de Black Panthers, et la tentative d'assassinat contre son ami le militant étudiant Rudi Dutschke. La question qui se pose est de savoir dans quelle mesure la meurtrière révolution culturelle de Mao Zedong renforça la radicalisation de Meinhof. Si Ditfurth avait aussi travaillé de manière critique sur ces événements, elle aurait encore mieux réussi cette biographie, qui mérite d'être lue.

Otto van de Haar

woensdag 17 oktober 2007

LEVENDE JOODSE STEMMEN

Historicus Saul Friedländer beschrijft Holocaust vanuit nieuw perspectief

Vraaggesprek (samen met René Zeeman) met Saul Friedländer n.a.v. diens Nazi-Duitsland en de joden. dl. 1 De jaren van vervolging 1933-1939 en dl. 2 De jaren van vernietiging 1939-1945 (2007); vert. Margreet de Boer en Jacques Meerman.

In: Reformatorisch Dagblad, 17 oktober 2007.

Otto van de Haar en René Zeeman

Van historicus Saul Friedländer verscheen eind vorige maand zijn levenswerk Nazi-Duitsland en de Joden. Meer dan vijftien jaar heeft hij er aan gewerkt. Het is geschreven in een boeiende combinatie van wetenschappelijks distantie en engagement met de slachtoffers.

Over de periode 1933-1945 is al heel veel geschreven. Waarom dit boek? bestond er nog een lacune? 

Saul Friedländer: 'Nou en of, een reusachtige lacune. Anders zou ik dit boek natuurlijk niet geschreven hebben. Toen ik mijn onderzoek in 1990 in gang zette, oriënteerden de westerse en Duitse geschiedschrijvers zich in talloze studies vooral op die van het Derde Rijk en de nazi's. Weliswaar in kritische zin, maar de Jodenvernietiging speelde zich af in de marge. Belangrijke uitzondering vormde natuurlijk het standaardwerk van de in augustus (2007) overleden Raoul Hilberg, The destruction of the European Jews uit 1961, maar ook aan dit werk kleeft naar mijn mening een groot bezwaar.

Hilberg, die ik ooit ontmoette in Jeruzalem, beschrijft weliswaar nauwgezet waar en hoeveel Joden zijn omgebracht maar ze blijven nagenoeg anoniem en hij richt zich in zijn boek op het functioneren van het naziapparaat. ('Je moet een mier niet vragen waarom zijn nest werd vernietigd', stelde Hilberg ooit in een interview, red.). Zijn visie op de Joden en de Joodse Raden acht ik clichématig en ongenuanceerd. Helaas heeft hij zijn eenzijdige opvatting nooit bijgesteld. 

Het nieuwe aan mijn boek is dat ik de tragedie beschrijf vanuit drie verschillende perspectieven. Dus ik geef niet alleen inzicht in de misdadige strategieën van de nazi-top. Ik besteed tevens aandacht veel aandacht aan de reactie van de niet-Joodse omgeving, zoals de christelijke kerken, de boeren, de culturele en economische elites, en bovenal aan het lot van de individuele Joodse slachtoffers. Hoe dachten en voelden zij in het licht van de catastrofe?'

Hoe krijgt de lezer inzicht in de gevoelswereld van deze laatstgenoemde categorie?

Saul Friedländer: 'Ik maak uitvoerig gebruik van authentiek Joodse dagboeken en brieven die soms pas tientallen jaren na de oorlog gevonden werden. Een greep: de briljante Viktor Klemperer uit Duitsland, Anne Frank, Philip Mechanicus en Etty Hillesum uit Nederland, de naar België gevluchte Nederlander Moshe Flinker, uit Roemenië het dagboek Michael Sebastian, Raymond-Raoul Lambert uit Frankrijk en Adam Czerniakóv, Mordechai Rumkovski, Emanuel Ringelblum en Chaim Kaplan, allen uit Polen.

Deze levende stemmen, afkomstig uit alle lagen van de bevolking en van verschillende leeftijden, zijn in mijn optiek - en in tegenstelling tot die van Raul Hilberg - onontbeerlijk en onvervangbaar om de naziperiode ten volle te kunnen begrijpen. Het nazibeleid komt alleen in een helder perspectief te staan als deze wordt verbonden met informatie over het leven (en de dood) van de Joodse mannen, vrouwen en kinderen'.

Miljoenen Joden zijn omgebracht, onder wie een aanzienlijk aantal kinderen. Uit respect voor de slachtoffers en de overlevenden is de vraag gewettigd in hoeverre deze slachting te vermijden was geweest. Hoe kijkt u aan tegen de met de Duitsers collaborerende Joodse Raden, de bestuurlijke instellingen die leiding gaven aan der lokale Joodse gemeenschappen overal in Europa? Bijna een halve eeuw geleden stelde de Joodse politiek filosofe Hannah Arendt zonder omhaal van woorden:'Ware het Joodse volk werkelijk ongeorganiseerd en zonder leiding geweest, de Endlösung zou ongetwijfeld vreselijk leed en een immense chaos hebben teweeggebracht, maar gezien het gecompliceerde bureaucratische apparaat dat voor het "Auskammen" van west naar oost noodzakelijk was (...), zou het getal van zes miljoen nooit zijn bereikt'. Waarom onderschrijft u deze stelling niet?

Saul Friedländer: 'Hannah Arendt was een groot polemiste maar een slecht historica. Ik kan het niet met haar eens zijn. Zijn kwam tot haar conclusie vanuit het latere perspectief van Auschwitz, maar dat is wijsheid achteraf. Vergeet niet dat de beruchte deportaties naar de arbeids- en vernietigingskampen pas in 1942 begonnen'.

Maar voordat de deportaties in 1942 een aanvang namen, vond in Nederland in 1941 opvallend veel Joods en niet-Joods verzet plaats tegen de nationaalsocialistische Jodenjacht. Als 'vergelding' stuurden de nazi's 400 Joodse mannen naar Mauthausen en later dat jaar nog eens 200. Was dit niet het moment voor de Joodse raad om het bestuurlijke bijltje er bij neer te gooien?

Saul Friedländer: 'De situatie lag uiterst gecompliceerd, zowel in Nederland als bijvoorbeeld in Duitsland en Polen. De dilemma's waren enorm. Vergeet niet dat de Joden eeuwenlang "traditioneel" vervolgd waren en dat zij altijd het hoofd boven water hadden weten te houden door samen te werken met overheden. Zij zorgden ook voor sociaal-culturele zaken ten behoeve van de Joodse gemeenschap. Bedenk wel dat in het Poolse Lodz in 1940 alle 24 leden van de Joodse Raad werden doodgeschoten omdat zij in de ogen van de Duitse bezetter niet al te ijverig waren. Ik verdedig zeker niet al het gedrag van de Joodse Raden in Europa. De Joodse Raad in Boedapest heeft in 1944 vreselijke dingen gedaan.'

De Nederlandse historicus en Afrikaspecialist Henk Wesseling bepleit in zijn bundel Onder historici. Opstellen over geschiedenis en geschiedschrijving (1995) met betrekking tot de deling en kolonisatie van het Afrikaanse continent het 'Hilberg-model'. Dat wil zeggen geen kroniek van de slachtoffers, maar een analyse van het proces dat tot die lotgevallen heeft geleid. Uiteraard met inachtneming van de verschillen met de Jodenvernietiging. Kan uw 'Frielander-model' ook van toepassing zijn op bijvoorbeeld het onderzoek naar de Afrikaanse deling en kolonisatie?

Saul Friedländer: 'Ik denk van wel, ja. Zo'n geïntegreerde benadering waarbij alle perspectieven worden belicht, komt mijns inziens vooral goed tot haar recht bij de beschrijving en analyse van extreme historische gebeurtenissen'.

Is alles nu gezegd over de Jodenvernietiging?

Saul Friedländer: 'Nee, niet alles. met namen de Sovjet-archieven bieden nog veel materiaal dat nadere bestudering verdient. Mijn jongere collega Omar Bartov bijvoorbeeld doet momenteel onderzoek naar de microgeschiedenis van het Oekraïense stadje Buczacz. Hij beschrijft hierin ht dagelijks leven en de interactie tussen de daar wonende bevolkingsgroepen: Polen, Joden en Oekraïeners voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog'.

Wat heeft u het meeste geraakt tijdens het schrijven van uw werk?

Saul Friedländer: 'Het gebrek aan noemenswaardige solidariteit en Zivilcourage (burgermoed) van de omstanders. De Rooms-Katholieke kerk bijvoorbeeld verzette zich als instituut tegen Hitlers euthanasieprogramma van gehandicapten. En met succes. Maar officiële protesten tegen het wegvoeren van de (niet tot het christendom bekeerd) Joden werden niet vernomen. Ook de culturele elites lieten op schrijnende wijze verstek gaan, terwijl zij toch aanmerkelijk minder te vrezen hadden van de Duitsers dan de in doodsnood verkerende Joden.

Wat me het meeste pijn heeft gedaan, was het ontbreken van solidariteit onder de Joden zelf. Voor iedereen gold dat het hemd nader was dan de rok. Joodse vluchtelingen uit Duitsland werden in Frankrijk door de daar ingeburgerde Joodse instanties met de nek aangekeken en verraden. De Duitse Joden hadden verachting voor Poolse Joden en omgekeerd en ga zo maar door. Slechts kleine, vaak orthodoxe groepjes van Joden, christenen, communisten enzovoorts en individuen hebben in de jaren van vervolging en vernietiging hun nek uitgestoken'.

 

zondag 1 oktober 2006

EEN KOUD BAD

n.a.v. Nanci Adler, Overleven na de Goelag. Het lot van Stalins slachtoffers na hun kamptijd (2006). Oorspronkelijk: The Gulag Survivor. Beyond the Soviet System (2002), vertaling Robert Vernooy.

 In: Geschiedenis Magazine nr. 7, oktober 2006.

Otto van de Haar

Onder Stalin (1929-1953) verdwenen achttien miljoen mensen in kampen in de Goelag. Bijna vijf miljoen keerde nooit meer terug. Hoe verging het de rest? Nanci Adler schreef een boek over de ervaringen van de vrijgelatenen en hun moeizame re-integratie in de Sovjetmaatschappij. 

 Over de gruwelijkesituatie waarin gevangenene in de Sovjet-Russische kampen verkeerden, is in het westen al heel wat bekend. In de jaen hebben we kennis kunnen nemen van Alexander Solzjenitsyns De Goelag Archipel, 1918-1956. En een recenter voorbeeld is het overzichtswerk Goelag. Een geschiedenis van Anne Applebaum. Maar de positie waarin de terugkerende ex-gevangenen ná hun vrijlating onder Chroestsjov (1954-1964) terechtkwamen, kreeg daarentegen tot nog toe nauwelijks aandacht.

Met de publicatie Overleven na de Goelag. Het lot van Stalins slachtoffers na hun kamptijd  van de hand van Nanci Adler is hierin verandering gekomen. Adler is als Ruslandkundige werkzaam bij het Centrum voor Holocaust-en [niet-westerse] Genocidestudies in Amsterdam. Zij publiceerde in 1993 een boek over de de geschiedenis van de in 1987 in Moskou opgerichte anti-totalitaire vereniging Memorial, die zich als voornaamste taak stelt sociaal-juridische hulp te bieden aan overlevenden van de stalinistische repressie. Memorial heeft verschillende afdelingen in het land, beschikt in de Russische hoofdstad over een eigen onderzoekscentrum, een museum met onder meer werk van gerepresseerde kunstenaars, een bibliotheek en een databank. Hierin zijn grote hoeveelheden, soms met de hand geschreven memoires en de neerslag van uitgebreide mondelinge verhalen die eind jaren tachtig, begin jaren negentig werden verzameld en die de nasleep van de terreur tot onderwerp hebben. Overleven na de Goelag is vooral gebaseerd op deze oral history, die een goed tegengif vormt tegen de officiële geschiedenis. Het is een met compassie geschreven boek, waarbij ter illustratie gebruik gemaakt wordt van 'factie': belevenissen van terugkeerders zoals die zijn beschreven in romans van Vasili Grossman en Boelat Okoedzjava.

Dubbelhartige houding 

Volgens het officiële verhaal mochten in de periode Chroesjtsjov de miljoenen gevangenen de kampen verlaten en kregen ale ten onrechte vervolgde slachtoffers hun rechten en eventueel hun lidmaatschap terug en werden zij weer volledig in de samenleving opgenomen. Volgens Adler is deze voorstelling van zaken veel te rooskleurig. Haar conclusie luidt dat voor een de meerderheid een onzekere en teleurstellende tijd aanbrak waarin gevoelens van onrecht overheersten. Dit werd veroorzaakt doordat 'vrijlating' zeker niet automatisch 'rehabilitatie' inhield. Slechts een klein percentage (ruim een half miljoen) kwam hier na een lange tocht door het ambtenarenlabyrint voor in aanmerking. Een dergelijke juridische status was een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een schadevergoeding ten bedrage van twee maandsalarissen over het loon op het moment van arrestatie.De meeste ex-gevangenen werden niet of na tientallen jaren slechts gedeeltelijk gerehabiliteerd. Chroesjtsjovs opvolger Leonid Brezjnev (1964-1982) moest van rehabilitaties helemaal weinig hebben. Volgens hem waas de destalinisatie al veel te ver doorgeschoten. Pas onder Michael Gorbatsjov (1985-1991) en vooral met de 'de-sovjetisering' onder Boris Jeltsin (1991-1999) kwam de onderdrukkingsgeschiedenis in het volle daglicht te staan. De gemaltraiteerden durfden toen hun verhaal te doen en uiteindelijk werden miljoenen in hun rechten hersteld. 

Overigens maakt Adler duidelijk dat Rusland ook na de afschaffing van het sovjetsysteem nog stalinistische trekken vertoont. Zo zijn er bij de veiligheidsdiensten weinig personele wisselingen geweest en geniet Stalin, volgens Foreign Affairs (januari/februari 2006) een behoorlijke populariteit. De oorsprong van de miserabele positie van de teruggekeerden ziet Adler in de dubbelhartige houding van de staat. Deze liet miljoenen gedetineerden vrij, maar vertelde er niet bij waarom zij überhaupt in de kampen waren gestopt. Een echte oplossing was volgens Adler een morele veroordeling van het systeem geweest. Maar Chroesjtsjov, die zelf medeverantwoordelijk was voor het stalinisme, deinsde hiervoor te terug. Als de machthebbers ronduit zouden erkennen dat de voormalige 'terroristen' en 'volksvijanden' onschuldig waren, zou dit voor hen fatale consequenties kunnen hebben. Als we in een democratie als nederland kunnen waarnemen hoe moeilijk het is voor de verantwoordelijke politici om excuses aan te bieden voor ons laakbare koloniale verleden, dan kunnen we ons een beeld vormen van de omvang van deze problematiek in een dictatuur als de Sovjet-Unie.

Triomf van de geest

De voormalige gevangenen werden door de maatschappij waarin zij terugkeerden, vaak nog als 'verdachten' gezien, waardoor hun poging te re-integreren en re resocialiseren sterk bemoeilijkt werd. Als zij fysiek (nog) in orde waren en erin slaagden werk te vinden, dan werd meestal alleen 'eerlijk werk' aangeboden, dat wil zeggen als arbeider of eventueel als arts of administrateur. Van beroepen waarbij informatie wordt overgedragen, zoals journalist of leraar, bleven ze uitgesloten, want het wantrouwen bleef bestaan. Het gebeurde regelmatig dat een werkgever bij het zien van hun papieren, gemerkt met een minteken, onmiddellijk weigerde ze in dienst te nemen.                                                                                         Het vinden van een fatsoenlijk onderkomen kon jaren in beslag nemen. Als men tijdens arrestatie een aardige woning had achtergelaten, was het niet ondenkbaar dat deze inmiddels was betrokken door een sovjetfunctionaris en zijn gezin. Pijnlijk voor velen was de gezinshereniging. Voor de een viel er niets te herenigen, omdat de rest van het gezin verhuisd was of de terreur niet had overleefd. Voor de ander bleek de echtgenote te zijn hertrouwd. Adler vertelt dat er tijdens het bewind van Stalin een flinke korting gold voor het scheiden van een 'contra-revolutionair(e)': in plaats van de standaard 500 roebel hoefde men maar drie roebel ter betalen. meer dan eens waren man en vrouw volkomen uit elkaar gegroeid door uiteenlopende ervaringswerelden. De re-integratie en resocialisatie werd niet in de laatste plaats geblokkeerd door de in het kamp ontstane mentale defecten: emotionele gevoelloosheid, nachtmerries, depressiviteit, angsten. Onthullend zijn de verhalen over mensen die bij thuiskomst hun deurbel verwijderden of tijdens wandelingen niet op de stoep durfden te lopen maar alleen midden oip straat, zoals ze dat als gevangenen moesten doen onder gewapende begeleiding. Eigenlijk voelde deze mensen zich alleen thuis onder lotgenoten.Een elementair verschil met de terugkeerders uit Hitlers kampen was dat in de Sovjet-Unie de politiestaat na Stalin in essentie intact bleef, zij het zonder de grootschalige terreur. 

Een boeiend voorbeeld van iemand die de traumatische ervaringen te boven kwam, is de kunstenares Jefrosina Kersnovskaja. Zij noteerde haar bizarre (kamp)ervaringen uit de Stalin- en Chroesjtsjovtijd in tientallen schoolschriftjes maar illustreerde deze ook met talrijke expressieve schetsen. Indrukwekkend in haar kroniek, die pas in 1991 in Moskou in druk kon verschijnen, is haar harde confrontatie met de (kamp)autoriteiten en justitie. Tegen de verdrukking in bleef zij opkomen voor de waardigheid van het individu en bood ze lotgenoten op hartverwarmende wijze hulp. De ex-gevangene en dissident Semjon Vilenski noemde haar levenswijze en werk 'de triomf van de geest' op het totalitaire systeem.                                                                 

 


 

 

 

 

 

 

 




woensdag 1 maart 2006

'COMRADES...'



Abrechnung mit Stalin, das Jahr 1956. ARTE, 20.40 - 21.35.


in: VPRO television weekly, 1 March 2006.


Otto van de Haar


Stalin died in 1953, but it was not until 1956 that his successor Nikita Khrushchev, in a breathtaking speech, finally sent him packing.


That the 20th congress of the Russian Communist Party (convened from 14-25 February 1956) breathed a different atmosphere from previous congresses the delegates had realised. But that the deliberations would end with a frontal attack on the man "with the ingenuity of a scholar, the countenance of a worker and the attire of simple soldier", the widely admired despot Stalin, no one could have imagined. It began calmly. First secretary Nikita Khrushchev first made a request to the congress not to applaud in future when members of the party leadership entered the congress hall, and he continued: 'Comrades, in the period between the 19th [1952] and 20th congresses the Communist movement lost some outstanding leaders -J.W. Stalin and...Kyuichi Tokuda. I request all the delegates to stand up'. The 1,500 delegates reacted promptly but uncomfortably; since when was 'Lenin's closest brother-in-arms' mentioned in the same breath as an unknown party leader from Japan? Two days later, another speaker heightened the tension with the assertion that 'the country had not actually known any common government at all for the past 20 years, but the adulation of one person'...But Stalin's name had still not been desecrated. Khrushchev seems to have decided on that only during the congress.


In a three-and-a-half-hour impromptu speech, in a closed session, 'the friend of progressive humanity' was exposed as a first-class mass murderer. Stalin had had entire peoples deported, 'all communists and komsomols included', had concocted conspiracies out of his thumb and had seriously weakened the country's defences. Moreover, he had ordered the supreme secret service to use 'physical coercion' in interrogations. The first secretary larded his speech with gruesome details from his own experience and from stories of prisoners already freed after Stalin's death. Those present, who of course all had butter on their heads, did not dare to look at each other. (Crocodile) tears were shed and there were choked cries of 'dismay'. It would be going a bit far to qualify Nikita's anti-Stalin speech as an example of communism's 'self-cleansing ability'. For that, he left too much unsaid such as the brutal liquidation of the peasantry in the 1930s, not to mention his own part in the crusade against ordinary Soviet citizens, as boss of Ukraine.


Khrushchev remained a believer who did not saw the communist system as the cause. Nevertheless, during his reign (1954-1964) Stalinist terror was curbed and millions of (sometimes broken) women and men were released from concentration camps and colonies and (often half-heartedly) restored to justice. On 22 April, Contact publishers will publish Life after the Gulag by Nanci Adler, in which she uses interviews, memoirs and recently released documents to describe what survivors went through on their return to society, from the Khrushchev era to the present. Tonight's Arte also looks at the international repercussions of Khrushchev speech, such as the Hungarian uprising crushed in the autumn of 1956.






n.a.v. Abrechnung mit Stalin, das Jahr 1956. ARTE, 20.40 - 21.35 uur.

in: VPRO gids, 1 maart 2006.

Otto van de Haar

Stalin overleed in 1953, maar pas in 1956 werd hij door zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov in een adembenemende rede definitief de laan uitgestuurd.

Dat het 20ste congres van de Russische communistische partij (bijeen van 14-25 februari 1956) een andere sfeer ademde dan voorgaande congressen hadden de afgevaardigden wel in de gaten. Maar dat de beraadslagingen zouden eindigen met een frontale aanval op de man 'met vernuft van een geleerde, het aangezicht van een arbeider en de kledij van eenvoudig soldaat', de alom bewierookte despoot Stalin, had niemand kunnen denken. Het begon kalm. Eerste secretaris Nikita Chroesjtsjov deed eerst een verzoek aan het congres om voortaan niet meer te applaudisseren als de leden van het partijbestuur de congreszaal binnenstapten en hij vervolgde: 'Kameraden, in de periode tussen het 19de [1952] en 20ste congres heeft de Communistische beweging enkele uitnemende leiders verloren -J.W. Stalin en...Kyuichi Tokuda. Ik verzoek alle aanezigen op te staan'. De 1500 gedelegeerden reageerddn prompt maar onwennig; sinds wanneer werd 'Lenins naaste wapenbroeder' in één adem genoemd met een onbekend partijleidertje uit Japan? Twee dagen later verhoogde een andere spreker de spanning met de bewering dat 'het land de afgelopen twintig jaar eigenlijk helemaal geen gemeenschappelijk bestuur had gekend, maar de adoratie van één persoon'...Maar de naam van Stalin was nog steeds niet ontheiligd. Daartoe schijnt Chroesjtsjov pas tijdens het congres beslist te hebben.

In een drie en een half uur durende impromptu speech werd in een besloten zitting 'de vriend van de progressieve mensheid' ontmaskerd als een eerste klas massamoordenaar. Stalin had hele volkeren laten deporteren, 'alle communisten en komsomols incluis', complotten uit z'n duim gezogen en de landsverdediging in de soep laten lopen. Bovendien had hij de oppermachtige geheime dienst opdracht gegeven om bij ondervragingen 'lichamelijke dwang' toe te passen. De eerste secretaris luisterde zijn betoog op met gruwelijke details uit eigen ervaring en uit verhalen van reeds bevrijde gevangenen na Stalins dood. De aanwezigen die natuurlijk allemaal boter op hun hoofd hadden, durfden elkaar niet aan te kijken. Er werden (krokodillen)tranen vergoten en er klonken gesmoorde kreten van 'ontzetting'. Het zou wat ver voeren om Nikita's anti-Stalinrede als een exempel van het 'zelfreinigend vermogen' van het communisme te kwalificeren. Daarvoor liet hij teveel onbesproken zoals de wrede liquidatie van de boerenstand in de jaren dertig en niet te vergeten zijn eigen aandeel in de kruistocht tegen gewone sovjet-burgers, als baas van Oekraïne.

Chroesjtsjov bleef een gelovige die er niet over peinsde om het communistische systeem als oorzaak aan te wijzen. Neemt niet weg dat tijdens zijn regeerperiode (1954-1964) de stalinistische terreur aan banden werd gelegd en dat miljoenen (soms gebroken) vrouwen en mannen uit de concentratiekampen en koloniën werden vrijgelaten en (vaak halfslachtig) in hun recht werden hersteld. Op 22 april verschijnt bij uitgeverij Contact Leven na de Goelag van Nanci Adler, waarin zij aan de hand van interviews, memoires en recentelijk vrijgekomen documenten beschrijft wat overlevenden hebben doorgemaakt bij hun terugkomst naar de maatschappij, van de Chroestsjov-tijd tot nu. Op Arte wordt vanavond ook ingegaan op de internationale repercussies van Chroesjtsjov rede, zoals de Hongaarse opstand die in de herfst van 1956 werd neergeslagen.

dinsdag 16 augustus 2005

INDONESISCHE DODEN TELLEN NIET

Het schijnt dat de oude Drees nachtmerries heeft gehad van de 'kwestie Indonesië'. Mag ook wel als je bedenkt wat Nederland daar heeft uitgespookt.

In: Vpro-gids, nr. 33, 13 t/m 19 augustus 2005.  Andere tijden (NPS/VPRO)

Otto van de Haar

Op 24 september 1946 verkondigde PvdA-voorzitter Koos Vorrink in het Vrije Volk dat er 'nooit een koloniale oorlog zou worden gevoerd door een regering die steunt op de PvdA'. Het liep allemaal anders. Het Nederlandse kabinet (waarin de socialisten zitting hadden) initieerde kort daarna tevergeefs twee koloniale veldtochten om 'ons' Indië te behouden. Sinds die tijd zijn er in Nederland vooral klaagliederen te beluisteren over het eigen leed en dat van de pro-Nederlandse Indonesiërs. PvdA-er Willem Drees, destijds vice-premier en later minister-president, had het in een terugblik larmoyant over 'vier jaar nachtmerrie'. Over de talrijke gevallenen aan republikeinse zijde hoorde je iets minder.
Precies 60 jaar geleden, op 17 augustus 1945, riep de inmiddels schor geworden Soekarno met Hatta de 'Republik Indonesia' uit.
Bevestigd aan een bamboestok werd de rood-witte vlag gehesen. De republikeinen eisten volledige onafhankelijkheid. De proclamatie van Soekarno viel bij de regering en kroon - Wilhelmina had weer eens moeite om haar dictatoriale neigingen de baas te blijven - niet in goede aarde. Ook Drees, de onbetwiste PvdA-leider, blikte verstoord uit zijn diepbruine kijkers toen hij de proclamatie voor zijn neus kreeg. Vanuit zijn 'diepgevoelde verantwoordelijkheid' meende hij dat de lucratieve reuzenkolonie onder geen beding 'verkwanseld' mocht worden. Het Nederlandse onderhandelingsconcept kwam dan ook steeds op het volgende neer: jullie mogen 'op zeker moment' zelfstandig worden, maar graag in Koninkrijksverband, waarbij Nederland 'een zeker overwicht' behoudt.
Toen bleek dat de republikeinen zich niet om de onafhankelijkheidtuin lieten leiden, begon Nederland zijn laatste klassiek-koloniale veldtocht, die op een echec uitliep. Op 27 december 1949 vond in Amsterdam onder leiding van minister-president Drees de soevereiniteitsoverdracht plaats.
In de Andere tijden-aflevering 'Drees en Indië' (herhaling van 26 oktober vorig jaar) worden gesprekken gevoerd met tijdgenoten als K. Bieger (destijds officier van Justitie in Indonesië), J.R. van den Brink (oud-minister van Economische Zaken), F. van Praag (werkte op het PvdA-partijbureau) en een tweetal veteranen. En natuurlijk zien we beelden van de in 1988 overleden Drees zelve.
Van enige aandacht voor de ca. 100.000 slachtoffers aan republikeindse kant (Nederland betreurde 2.500 doden) en voor door Nederland begane misdaden, ontgbreekt ieder spoor. Over 'nachtmerries' gesproken. Dat de makers zich qua beeldmateriaal beperkt hebben tot een propagandafilm van het K.N.I.L. en Polygoonjournaals zal hieraan niet vreemd zijn. Het kan daarom geen kwaad om nog eens de conclusie uit het in Nederland behoedzaam gerecenseerde Le livre noir du colonialisme (2003) te citeren: 'Aux Pays-Bas, la mort d'un Néerlandais a, semble-t-il, toujours beaucoup plus compté que celle d'un Indonésien'.